BUNNELL T., MUZAINI H., SIDAWAY J.D., 2006. Global City Frontiers: Singapore’s Hinterland and the Contested Socio-political Geographies of Bintan, Indonesia, International Journal of Urban and Regional Research, 30 (1), pp.3-22. 

“In Bintan, aside from the resort establishments, visitors can watch cultural performances, shop for souvenir items, sample Singaporean, ‘international’ or Indonesian food at the restaurants (all priced in Singapore dollars), or learn about the island’s natural history (though virtually nothing of its social and political history is represented) at an interpretive Bintan Heritage Centre. For Singaporeans – who constitute around 70% of the island’s visitors – the transformation of the landscape also allows them to relate to the site as an extension of ‘home’, a place where modern city-dwellers can experience a little of the ‘rustic’ (something that has largely disappeared from ‘mainland’ Singapore). As such, the ‘relaxed’ atmosphere of BBIR[1] has become a great pull for visitors; they get to ‘explore’ a little, but return to the comforts of their resorts and air-conditioned rooms at the end of the day.”[2]

Bunnell, Muzaini en Sidaway hebben het in dit artikel over een luxe-enclave in Indonesië, namelijk Bintan. Het gaat hier niet over een grote stad zoals Dubai maar over een toeristisch ‘beach resort’ die werd ontworpen in het belang van de economie van de ‘Growth Triangle, namelijk Indonesïe-Maleisïe-Singapore. Maar men ziet dat Bintan, hoe langer hoe meer op het soort ‘evil paradises’ gaat lijken, die in het boek van Davis en Monk worden besproken. Niet zozeer door grote gebouwen die als het ware ‘uit de grond rijzen’, maar eerder door het functioneren als een enclave waar enkel rijke mensen toegelaten zijn.

De auteurs nemen vooral de huidige situatie van de dorpelingen en de bewoners van het eiland in acht. In dit artikel ziet men hoe een dergelijk ‘evil paradise’ tot stand komt en wat de opofferingen ervoor zijn. Het leunt aan aan het artikel van Mitchell die we in de les besproken hebben[3].

Singapore heeft steeds meer plaats nodig voor zijn ontwikkelende economie. Daarom maakt de stad afspraken met omliggende gebieden om de grenzen uit te breiden en zo een grotere bewegingsvrijheid aan de economie te geven. Met dat doelwit voor ogen, heeft de stad-staat Singapore een heel interessante plaats gevonden die gemakkelijk kon dienen als buitenverblijf zowel voor burgers als voor internationale toeristen. Dit eiland heet Bintan en werd deels ‘schoongeveegd’ en heropgericht in een resort met mooie hotels, kleine hutjes, golfterreinen,… en een prachtig strand. ‘Een paradijs waar men even kan uitrusten en genieten van de echte natuur’. Dit luxegebied bleek nochtans louche voor de auteurs die aan de hand van veldonderzoek navraag deden over de manier waarop men dit strand een nieuw doel had gegeven.

De getuigenissen van de vroegere bewoners van het strand toonden aan dat men zich hier duidelijk de gronden op een illegale manier toegeëigend had. Agentschappen die verantwoordelijk waren voor het leegmaken van het gebied, beloofden de dorpelingen 100rupiah (US 1 cent) per vierkante meter, maar zelfs dat werd niet vervuld. Sommige bewoners kregen 4000rupiah per meter en andere maar 75 of soms slechts 25rupiah. Deze agentschappen hadden ook de geen moeite gedaan om de bewoners echt te informeren over hun plannen. Ze hebben ze simpelweg buiten gezet.

De vroegere bewoners klagen ook over de visvangst, hun grootste voedselvoorziening. Men vindt de meeste vissen langs het strand waar ze vroeger woonden maar met het nieuwe vakantiedorp mogen ze daar maar zelden gaan vissen en op voorwaarde dat ze niemand storen. Daarbij krijgen ze ook geen werk in het resort omdat ze niet goed opgeleid zijn. Als ze er dan een baan krijgen, levert het bijna niets op omdat ze geen belangrijke rol krijgen. Heel die situatie heeft te maken met de corruptie in Indonesië. Lokale politici zijn corrupt en hebben geen schrik om het grondgebied van mensen af te nemen, vooral niet als dit een winstgevend resultaat geeft. De bewoners trekken erop uit om te manifesteren en als gevolg heeft men een afbakening rond het vakantiekamp gebouwd. De dorpelingen zijn niet belangrijk genoeg. Toerisme en het geld dat het met zich meebrengt is wat telt. Sommige bewoners die wel in het dorp zijn blijven wonen en nu deel uitmaken van het resort, worden als bedriegers gezien. Ze behoren niet meer tot hun vroegere omgeving en vinden ook geen steun bij de winstmakers en toeristen, die die bewoners liever zien vertrekken.

De agentschappen betalen de lokale bewoners om de toeristen te entertainen met ‘traditionele’ rituelen maar anderzijds respecteren ze de rites van die bewoners niet. Zo kunnen die dorpelingen bijvoorbeeld de begraafplaatsen van hun familie niet meer bezoeken met uitzondering van één enkel dag per jaar mogen waar ze dan wel toestemming voor nodig hebben.

Men geeft hier eigenlijk een voorbeeld van het rijk kapitalisme dat zich ergens vestigt en daarbij niet omkijkt naar de mensen die worden ‘verpletterd’ en gedoemd zijn te verhuizen. De ‘clash of civilizations’ die Huntington in zijn tekst[4] bespreekt wordt hier mooi gefigureerd. Met de drang en de zoektocht naar luxe, ‘het mooie’, het ‘paradijselijke’, enz. worden mensen opzij geduwd zonder pardon.

  


[1] Bintan Beach International Resort
[2] Artikel p. 11
[3] Namelijk met de vraag over eigendomsrechten en –bewijzen.
[4] Huntington S., 1996. The Clash of Civilizations, Foreign Affairs, 72 (3), 22-49.