Posts naar aard


http://www.youtube.com/watch?v=6kU9gkmrmxg

http://www.youtube.com/watch?v=huXgOqBsJLU&feature=related 

Deze filmpjes zijn interessant omdat ze een bekende stadstaat toelichten maar in zijn constructie jaren. We krijgen hier een Amerikaanse reportage te zien die gaat over de bloeiende hoofdstad van Qatar, namelijk Doha. Allereerst toont men hoe de Verenigde Staten twee militaire kampen heeft gebouwd rond de Doha om op die manier Irak gemakkelijker te kunnen bereiken. Dan krijgt men een interview te zien met de Emir Hamad bin Khalifa Al Thani en zijn vrouw die het hebben over hun land en de nieuwe ontwikkelingen die er plaatsvinden. De Emir geeft eveneens een rondleiding van de stad aan de journalist.

We zien in dit filmpje hoe hotels letterlijk uit de grond tevoorschijn komen, hoe moderne universiteiten worden gebouwd en luxueuze huizen het landschap meer en meer opvullen. De Emir heeft duidelijke plannen om van zijn land een wereldmacht te maken en daarvoor wordt hij rijkelijk geholpen door de Verenigde Staten. Universiteiten mogen bijvoorbeeld gratis gebouwd worden, zolang men een Amerikaanse opleiding garandeert. De vrouw van de Emir zegt dat haar belangrijkste doelstellingen Onderwijs en Vrouwenrechten zijn omdat ze burgers wil aanzetten tot bewuste politieke keuzes. Zonder een kritische blik raakt men nergens, zegt ze. Enkel op die manier kan men tot een democratie komen. De First Lady wordt beschouwd als model voor jongere vrouwen die nieuwe deuren voor zich zien opengaan. Qatar schildert zich af als een modern liberaal land ten opzichte van Saoedi-Arabië die blijft steken in ouderwetse tradities. Op het einde van de reportage meldt de nieuwslezer aan dat Amerika nog onlangs zijn grootste Luchtmacht van Saoedi-Arabië naar Qatar heeft doen verhuizen. Zowel de Verenigde Staten als de Emir Hamad heeft baat bij de goede contacten.

 

Als men informatie over de Emir van Qatar op Google zoekt, komt men zijn site[1] tegen, die erg lijkt op de website van een popgroep. Hier kan men zijn bibliografie, zijn speeches, zijn foto’s en zelfs zijn hobby’s op terugvinden. De Emir komt hier meer over als een filmacteur dan als een serieuze politicus, maar dat maakt misschien deel uit van het nieuwe moderne beeld dat hij wil weergeven, enkel zijn vrouw mankeert nog op de foto’s.

 

Uit die reportage kunnen we een positieve kant en een negatieve kant halen.

Wat het positieve betreft, is het misschien niet slecht dat men streeft naar meer rechtvaardigheid voor de vrouwen. Het feit dat vrouwen in Saoedi-Arabië niet mogen rijden, stemmen en zelfs niet op televisie mogen komen, blijft een discriminerende traditie. Wat ook positief is, is dat mensen in Doha veel nieuwe werkgelegenheden krijgen en dat dat toch een deel van de geldproblemen oplost, al zijn de mensen die daar werken vaak zelf rijk aangezien ze de mogelijkheden hebben om in de buurt te gaan wonen. Maar het positieve kent één erg negatief feit in mijn ogen: alles wordt betaald en zo indirect gecontroleerd door de VS.

Ik denk persoonlijk dat het belangrijk is de democratie te ondersteunen. Dat wil enerzijds zeggen dat men niet kan gecontroleerd worden door één macht maar anderzijds wil dat ook zeggen dat men niet mag gaan controleren. Men moet opletten met het interveniëren in landen, want het is heel moeilijk te weten waar men goed doet en waar men voor nog meer schade zorgt. Het twijfelen aan interventionisme brengt niet automatisch isolationisme met zich mee. Sommige landen hebben duidelijk steun nodig, maar de lijn tussen het interveniëren ten gunste van het andere land of ten gunste van zijn eigen land is heel vaag.

Het feit dat Doha getransformeerd wordt naar aanleiding van een Amerikaanse militaire basis is angstaanjagend want we kunnen weer een militair controlepunt van de VS op ons lijstje noteren. De nieuwe kapitalistische paradijzen hebben vaak een corrupte achtergrond en zijn het resultaat van machtsrelaties en louche onderhandelingen. De mensen die deze projecten opbouwen zijn rijk en kunnen vaak hun gangetje gaan zonder veel angst voor controle van anderen. Kan men dat dan nog steeds democratie noemen? De Emir is blij met zijn nieuwe aanpak maar hij vreest toch voor bomaanvallen van extremisten. Die aanvallen zijn een vorm van protest. Is die democratie dan wel gezond als niet alle burgers ermee akkoord zijn? We kunnen democratie niet opleggen aan mensen, ze moeten het zelf willen en ernaar leven

Dominique Frétard, L’ivresse de l’ultraluxe, Le Monde 2, 14/12/2007

http://www.lemonde.fr/web/article/0,1-0@2-3224,36-989053@51-989772,0.html 

Laten we eens een kijkje nemen bij de bewoners van die ‘urban utopias’. Hoe spenderen ze hun tijd in die grote gebouwen, hoe gaan ze om met de pakken geld die ze bezitten?

Dominique Frétard volgt enkele mensen om hun favoriete plekjes te ontdekken in Parijs. Na haar ontmoeting stelt ze vast dat we hier niet meer kunnen spreken over luxe maar over de ultraluxe. “Les nouveaux riches” zijn niet op zoek naar luxueuze producten die gewoon veel geld kosten: zoals bijvoorbeeld een dure handtas gedecoreerd met een “eenvoudig” diamantje van 3,5 karaat. Het draait bij hen allemaal om exclusiviteit. Men wil niet gewoon naar een chique hotel, men wil naar het meest exclusieve en uitzonderlijke hotel. Die rijke mensen vliegen van het ene land naar het andere om exclusiviteit op te zoeken. Het lijken grote kinderen te zijn die hun dorst naar erg dure en bijzondere speeltjes proberen te lessen. Ze huren zelfs een IPS (International Personal Shopper) in om de spullen te vinden waar ze naar verlangen en daar gaan ze heel ver in. Het gaat hier niet meer om een mooie ketting of een mooie auto maar eerder om boten, helikopters of zelfs duikboten die men handig kan aanhechten aan een yacht.

De journaliste wil zich hier niet toespitsen op de reden van hun rijkdom maar enkel op het feit dat er steeds meer ultrarijken zijn. Bovendien wordt hun geld niet terug verdeeld met de rest van de wereld, maar blijft het onder hen circuleren waardoor ze enkel rijker en rijker worden. Die nieuwe markt kan gevaarlijke gevolgen hebben voor de economie.

Doordat die nieuwe rijken hun geld veilig opbergen in kluizen of het spenderen aan andere rijken, zou er een ernstig geldtekort kunnen ontstaan en wordt de kloof tussen het ‘plebs’ en de rijken steeds groter.

In april kwam de Britse Defensie met een plan naar voren om zich voor te bereiden op een mogelijke revolutie van de middenklasse. We keren hier terug naar de Oktober-revolutie in Rusland waar het communisme de rijken van hun troon stootte.

Na de Franse Revolutie werden veel landen liberaler, daardoor echter zijn we nu teruggekeerd naar een enorme kloof tussen rijk en arm. Meer nog, zelfs de rijkdommen van de middenklas en de rijke klasse is niet meer te vergelijken. Het verschil met vroeger is wel dat men niet meer afhangt van het milieu waarin men geboren wordt. De gevolgen van de Franse Revolutie zijn niet allemaal positief maar dat laatste blijft een heel belangrijke verandering in de geschiedenis.

Een andere schrijver, Eric Reinhardt, heeft het in één van zijn laatste boeken eveneens over die mogelijke uitbraak van de middenklasse.

Dominique Frétard eindigt haar artikel door te stellen dat die ultrarijke klasse bijna geen deel meer uitmaakt van de mensheid. Het is alsof ze op zoek zijn naar een plaats waar ze niet meer als gewone mens zouden gedefinieerd worden. Ze willen zich afsluiten van een confronterende wereld om van hun ideaal hypermaterialistisch wereldje te kunnen genieten.

 Dit laatste argument lijkt me interessant. Veel van die ultrarijken halen hun geld uit de oliebronnen in het Midden-Oosten of uit technologische uitvindingen zoals Bill Gates. Het lijkt er inderdaad soms op dat die mensen zich met hun rijkdommen en hypermoderne steden (bijvoorbeeld dubai) willen afzonderen van armere mensen. Persoonlijk denk ik dat ze door het contact met de gewone mensen teveel geconfronteerd worden met het feit dat ze gewone mensen zijn en dus niet onoverwinnelijk, anderzijds ook met het feit dat hun rijkdom ook vergankelijk is. In onze moderne wereld verandert alles zo snel. De kans zit er zelfs in dat men met een grote portie geluk binnen vijf jaar zelf ook heel veel gaat verdienen. Doorheen de geschiedenis is geen enkele economie of politiek duurzaam gebleken. Mensen willen gewoon verandering. Hoe hard men die ultrarijken ook kan bekritiseren, ze zullen wellicht niet eeuwig blijven bestaan. Al komt het verschil tussen de rijke klasse en de arme klasse weer meer en meer op, toch heeft de Franse Revolutie ervoor gezorgd dat men niet geklasseerd wordt aan de hand van een familienaam en milieu. De uitdaging is nu dat men dat zo moet blijven. Er mogen dan wel ultrarijken bestaan en ze mogen alle speelgoed kopen die ze willen, zolang dat speelgoed niet menselijk is en zolang ieder mens steeds de hoop heeft ook op een dag zo’n ultrarijke te worden, al is die hoop nog zo klein.

Naomi Klein – Iraq: The Neoliberal Project 

http://nl.youtube.com/watch?v=Qk-qBY-TiZg 

http://nl.youtube.com/watch?v=4VvFWa0Mp-s 

http://nl.youtube.com/watch?v=FbFE_MuvL34 

http://nl.youtube.com/watch?v=LbsSFMXUong 

http://nl.youtube.com/watch?v=HKjYWqt53AY 

http://nl.youtube.com/watch?v=V2Z1SBiiS-8

http://nl.youtube.com/watch?v=XvVxBUU2LqA  

Ik heb deze film gekozen, omdat Naomi Klein erin uitlegt hoe de regering van de Verenigde Staten onder Bush de oorlog gebruikt om een neoliberale droomwereld te creëren. Deze droomwereld wordt vormgegeven door een ultra vrije markt, een waar paradijs voor investeerders. In de praktijk betekent dit dat alle rijkdom in handen komt van buitenlanders, omdat door de jarenlange sancties in Irak, de plaatselijke bedrijfsleiders onmogelijk de concurrentie ermee kunnen aangaan. 

Klein legt uit dat Irak werd gezien als een land dat van 0 moest worden heropgebouwd. Enkel het ministerie van olie werd beschermd, de rest mocht worden vernietigd. Met de opbrengsten uit olieontginning moest en zou alles worden heropgebouwd van nul, volgens de fanastieën van de neo-conservatieven in het Witte Huis.

Door de ideologische drijfveer bij de ‘reconstructie’ van Irak dwaalt de oorlog af van zijn zogenaamde doel: democratie introduceren in Irak. De oorzaak hiervan is, dat de neo-conservatieven hebben ingezien dat wanneer Irakezen democratie zouden hebben, ze zouden stemmen voor ideeën die volledig in strijd zijn met die van hen. 

Dat democratie niet de primaire bezorgdheid was voor de neocons bewijst Klein op zeer overtuigende wijze. Het bewind van Bremmer wordt omschreven als een dictatuur. Het is adembenemend om de bewijzen voorgeschoteld te krijgen. De verkiezingen waren slechts uiterlijke schijn. De belangrijkste maatregelen werden vooraf getroffen om er zeker van te zijn dat de verkiezingen de creatie van een evil paradise niet in de weg zouden staan. Bremmer maakte het illegaal om zijn 100 wetten (die als begin van grondwet moeten dienen) te veranderen of af te wijzen, alle grote oliemaatschappijen tekenden contracten een dag voor de verkiezingen, …

In plaats van democratie te installeren werd de tijdelijke regering een instrument om democratie tegen te werken. Irakezen waren ‘niet klaar voor democratie’, wat wil zeggen dat ze, in de ogen van de Amerikaanse bezettingsmacht, de verkeerde keuze zouden maken, wanneer ze keuze zouden krijgen. De visie op Irak van de bezetter was eigenlijk de natte droom van de republikeinse rijke lieden. Die wilden in Irak hun fantasieën realiseren die ze zelfs in eigen land niet konden verwezenlijken. 

Ook de Wereldbank en het Internationale Muntfonds werden ingeschakeld: Irak, reeds het land met de meeste schulden ter wereld, moest, voor het verkrijgen van nieuwe leningen, de structurele aanpassingsprogramma’s volgen. Die kwamen neer op: ‘doe wat Bremmer aanbeveeld’. 

De anti-oorlogsbeweging moet meestrijden met de Iraki’s, zelfs al houdt dit risico in voor meer chaos. Democratie moet weer de juiste betekenis krijgen, na het misbruik van het woord door Bush en zijn companen, de strijd om democratie moet daarom nog niet worden opgegeven.

 

BUNNELL T., MUZAINI H., SIDAWAY J.D., 2006. Global City Frontiers: Singapore’s Hinterland and the Contested Socio-political Geographies of Bintan, Indonesia, International Journal of Urban and Regional Research, 30 (1), pp.3-22. 

“In Bintan, aside from the resort establishments, visitors can watch cultural performances, shop for souvenir items, sample Singaporean, ‘international’ or Indonesian food at the restaurants (all priced in Singapore dollars), or learn about the island’s natural history (though virtually nothing of its social and political history is represented) at an interpretive Bintan Heritage Centre. For Singaporeans – who constitute around 70% of the island’s visitors – the transformation of the landscape also allows them to relate to the site as an extension of ‘home’, a place where modern city-dwellers can experience a little of the ‘rustic’ (something that has largely disappeared from ‘mainland’ Singapore). As such, the ‘relaxed’ atmosphere of BBIR[1] has become a great pull for visitors; they get to ‘explore’ a little, but return to the comforts of their resorts and air-conditioned rooms at the end of the day.”[2]

Bunnell, Muzaini en Sidaway hebben het in dit artikel over een luxe-enclave in Indonesië, namelijk Bintan. Het gaat hier niet over een grote stad zoals Dubai maar over een toeristisch ‘beach resort’ die werd ontworpen in het belang van de economie van de ‘Growth Triangle, namelijk Indonesïe-Maleisïe-Singapore. Maar men ziet dat Bintan, hoe langer hoe meer op het soort ‘evil paradises’ gaat lijken, die in het boek van Davis en Monk worden besproken. Niet zozeer door grote gebouwen die als het ware ‘uit de grond rijzen’, maar eerder door het functioneren als een enclave waar enkel rijke mensen toegelaten zijn.

De auteurs nemen vooral de huidige situatie van de dorpelingen en de bewoners van het eiland in acht. In dit artikel ziet men hoe een dergelijk ‘evil paradise’ tot stand komt en wat de opofferingen ervoor zijn. Het leunt aan aan het artikel van Mitchell die we in de les besproken hebben[3].

Singapore heeft steeds meer plaats nodig voor zijn ontwikkelende economie. Daarom maakt de stad afspraken met omliggende gebieden om de grenzen uit te breiden en zo een grotere bewegingsvrijheid aan de economie te geven. Met dat doelwit voor ogen, heeft de stad-staat Singapore een heel interessante plaats gevonden die gemakkelijk kon dienen als buitenverblijf zowel voor burgers als voor internationale toeristen. Dit eiland heet Bintan en werd deels ‘schoongeveegd’ en heropgericht in een resort met mooie hotels, kleine hutjes, golfterreinen,… en een prachtig strand. ‘Een paradijs waar men even kan uitrusten en genieten van de echte natuur’. Dit luxegebied bleek nochtans louche voor de auteurs die aan de hand van veldonderzoek navraag deden over de manier waarop men dit strand een nieuw doel had gegeven.

De getuigenissen van de vroegere bewoners van het strand toonden aan dat men zich hier duidelijk de gronden op een illegale manier toegeëigend had. Agentschappen die verantwoordelijk waren voor het leegmaken van het gebied, beloofden de dorpelingen 100rupiah (US 1 cent) per vierkante meter, maar zelfs dat werd niet vervuld. Sommige bewoners kregen 4000rupiah per meter en andere maar 75 of soms slechts 25rupiah. Deze agentschappen hadden ook de geen moeite gedaan om de bewoners echt te informeren over hun plannen. Ze hebben ze simpelweg buiten gezet.

De vroegere bewoners klagen ook over de visvangst, hun grootste voedselvoorziening. Men vindt de meeste vissen langs het strand waar ze vroeger woonden maar met het nieuwe vakantiedorp mogen ze daar maar zelden gaan vissen en op voorwaarde dat ze niemand storen. Daarbij krijgen ze ook geen werk in het resort omdat ze niet goed opgeleid zijn. Als ze er dan een baan krijgen, levert het bijna niets op omdat ze geen belangrijke rol krijgen. Heel die situatie heeft te maken met de corruptie in Indonesië. Lokale politici zijn corrupt en hebben geen schrik om het grondgebied van mensen af te nemen, vooral niet als dit een winstgevend resultaat geeft. De bewoners trekken erop uit om te manifesteren en als gevolg heeft men een afbakening rond het vakantiekamp gebouwd. De dorpelingen zijn niet belangrijk genoeg. Toerisme en het geld dat het met zich meebrengt is wat telt. Sommige bewoners die wel in het dorp zijn blijven wonen en nu deel uitmaken van het resort, worden als bedriegers gezien. Ze behoren niet meer tot hun vroegere omgeving en vinden ook geen steun bij de winstmakers en toeristen, die die bewoners liever zien vertrekken.

De agentschappen betalen de lokale bewoners om de toeristen te entertainen met ‘traditionele’ rituelen maar anderzijds respecteren ze de rites van die bewoners niet. Zo kunnen die dorpelingen bijvoorbeeld de begraafplaatsen van hun familie niet meer bezoeken met uitzondering van één enkel dag per jaar mogen waar ze dan wel toestemming voor nodig hebben.

Men geeft hier eigenlijk een voorbeeld van het rijk kapitalisme dat zich ergens vestigt en daarbij niet omkijkt naar de mensen die worden ‘verpletterd’ en gedoemd zijn te verhuizen. De ‘clash of civilizations’ die Huntington in zijn tekst[4] bespreekt wordt hier mooi gefigureerd. Met de drang en de zoektocht naar luxe, ‘het mooie’, het ‘paradijselijke’, enz. worden mensen opzij geduwd zonder pardon.

  


[1] Bintan Beach International Resort
[2] Artikel p. 11
[3] Namelijk met de vraag over eigendomsrechten en –bewijzen.
[4] Huntington S., 1996. The Clash of Civilizations, Foreign Affairs, 72 (3), 22-49.

Jack Lyne, Disney does the Desert ? 17 november 2003, online op The Site Selection

 

Dubai is het prototype van een evil paradise: een droomwereld voor investeerders en elites met te veel geld. Dubai, dat één van de Verenigde Arabische Emiraten is, wordt geleid als was het een privé-firma in handen van de kroonprins, sjeik Mohammed bin Rashid al Maktoum, die vooral aan het belang van de privé-sector denkt, niet aan dat van de staat.

 

De natie is synoniem geworden met het promoten van projecten van gigantische omvang. Een van die projecten is de creatie van Dubailand: vijf miljard dollar wordt geïnvesteerd ter creatie van een toeristische bestemming met entertainment en ontspanning. Het voorziene gebied is bijna gelijk aan de totale oppervlakte van reeds gebruikt gebied in Dubai, een woestijnland.

 

Net als Las Vegas betekent dit dat het een enorme belasting is voor grondstof die al schaars is, namelijk water. Wat een moeite moet niet worden gedaan om dit woestijnlandschap en zijn bewoners in hun behoefte aan water te voorzien. Dit terwijl er zo veel mensen een tekort aan drinkbaar water hebben. Maar ja, Dubai is een bestemming van rijken, dus voor hen kan wel wat moeite en geld worden geïnvesteerd. Al is het maar dat zij ten volle van hun luilekker leventje, zonder zorgen, kunnen genieten.

 

Alles in Dubai moet het grootste ter wereld zijn. De bedoeling is immers een massa toeristen aan te trekken, die verlekkerd zijn op luxe, en dus heel veel geld kunnen uitgeven. Ontwikkeling is de grootst mogelijk oorlog die kan worden aangegaan. Armoede, achterlijkheid en onwetendheid moeten eraan geloven. Wat met gelijkheid, solidariteit, het milieu?

 

Dubai’s leiders zien hun land als een voorbeeld voor heel het Midden-Oosten. Alle landen zouden investeringen gemakkelijker moeten maken. De uit de pan rijzende olieprijzen zorgen voor een transfer van rijkdom van olieconsumerende landen naar olieproducerende landen. Gigantisch hoge olieprijzen zijn dan als het ware subsidies voor de megalomane projecten, in plaats van dat ze aanleiding zouden geven tot onderzoek naar hernieuwbare energie en het redden van de planeet. De kroonprins heeft dus alleen maar voordelen bij hoge olieprijzen. De Amerikaanse elites en hij zijn dus zeker twee handen op één buik.

 

Bovendien wil de kroonprins dat tegen 2010 het bruto nationaal product voor 100% afkomstig is uit activiteiten die niets met oliewinning te maken hebben, zoals toerisme. Dit betekent dat alle oliewinsten, verkregen door ontginning van olievelden die alle in handen zijn van het koningshuis, rechtstreeks in de zakken van de leiders verdwijnen. Is de ambitie van de kroonprins de rijkste man ter wereld worden? In Dubai moeten alleszins alle records eraan geloven.

 

Dubai is eigenlijk een enorme gated community: persoonlijke veiligheid via bankgeheim en alle veiligheidsfirma’s wordt er ten volle gewaarborgd. Het is de apotheose van neoliberale waarden: het is een oase van vrije markt, zonder inkomensbelasting, vakbonden of oppositiepartijen, er zijn zelfs geen verkiezingen.

 

De andere kant van het plaatje is natuurlijk dat Dubai een reusachtig witwasparadijs is geworden en toevluchtsoord van beruchte criminelen. Onder andere Al Qaida heeft gebruik gemaakt van Dubai voor het versluizen en witwassen van geld. Het gebruik van goedkope arbeidskrachten (meestal afkomstig uit arme delen van Azië) neigt naar slavenarbeid. Natuurlijk, alleen een kniesoor die daarop let, want enkel de elites hebben een stem in dit land. Rijk worden is het enige wat telt.

 

 Jack Lyne, ‘Disney does the Desert ?’, 17 november 2003, online op The Site Selection, laats bekeken op 22/12/2007 Mike Davies, Fear and Money in Dubai. New Left Review 41, September-oktober 2006. Bekeken op internet

Choon-Piew Pow : Securing the ‘Civilised’ Enclaves: Gated Communities and theMoral Geographies of Exclusion in (Post-)socialist Shanghai. 

De tekst die ik hier zal bespreken is er een over gated communities. Ik zie dit dan ook als voorbeelden van evil paradises: het idee van de open stad verliest meer en meer terrein tegenover de angst van rijke mensen die hun geluk, rijkdom en veiligheid willen bewaren tegenover de lagere klassen. Wie veel heeft, heeft natuurlijk ook veel te verliezen. Dit heeft dus ook te maken met de steeds groeiende kloof tussen arm en rijk. Gated communities leiden volgens mij tot steeds grotere polarisering tussen arm en rijk.

Choon-Piew Pow’s tekst is een interessante studie van gated communities in Shanghai, omdat hij focust op de morele bijklank van die gated communities. Hij stelt dat territoriale verdeling van Shanghai gebaseerd is op een moreel onderscheid tussen de ‘stedelijke’ en de ‘landelijke’, meerbepaald op de morele notie van ‘beschaafdheid’. Zo een morele hiërarchie zorgt ervoor dat klasse en sociale uitsluiting gedepolitiseerd wordt, en dat de verdediging van luxe en privileges anders geformuleerd wordt, namelijk binnen het kader van een beschaafde levensstijl en moraliteit.

De bewoners van gated communities zijn bang voor indringers van ‘inferieure kwaliteit’. Dit zijn de grote stromen goedkope arbeidskrachten die de stad binnendringen vanuit het platteland, op zoek naar werk. De middenklasse dankt zijn rijkdom onder andere aan de  werkwilligheid van deze ‘onbeschaafde boeren’, maar is er tegelijk bang van: ze bouwen hoge muren en beveiligde poorten met slagbomen om er zeker van te zijn dat enkel ‘beschaafde’ mensen hun elitaire paradijsjes kunnen betreden. Dit gaat gepaard met een rechtvaardigend discours van morele superioriteit en beschaafdheid, waardoor ze de uitsluiting van ‘lagere mensen’ kunnen verdedigen. In de eerste plaats doen ze dat omdat ze bang zijn: de onbeschaafde boer is verantwoordelijk voor de criminaliteit in de stad, en die moet dus buitengehouden worden. Hij is een bedreiging voor hun beschaafde levensstijl, die afgeleid wordt uit de luxe en privileges die de rijke klassen kunnen tentoonspreiden.

Gated communities worden dikwijls beschouwd als ‘stedelijke pathologie’(Davis 1990) als gevolg van de ‘versplinterde urbanisatie’ (Graham en Marvin 2001). Ook worden ze gezien als een symptoom van de toenemende privatisering van publieke ruimte, met op het eind de volledige vernietiging van onze samenleving zoals we die kennen. We gaan naar een volledig gescheiden leefwereld waar elites en rijken zich constant moeten beveiligen tegen de anderen die hun rijkdom en veiligheid bedreigen. Dat deze problematiek zo sterk tot uiting komt in een ‘communistisch’ land als China doet het ergste vermoeden. Waar zijn Marx’ idealen gebleven?

De gated communities zijn volledig in strijd met de basiselementen die modern stedelijk leven vormgeven, namelijk openheid en vrijheid van beweging. De hoge meterslange muren er rond doen me een beetje denken aan de Chinese muur: die werd ook gebouwd om de barbaren buiten te houden. Nu zijn er miljoenen mini-Chinese muren rond elke gated community over de hele wereld. Barbaren bedreigen ‘beschaafde’ rijke elites…

  Pow Choon-Piew (2007). Securing the ‘Civilised’ Enclaves: Gated Communities and theMoral Geographies of Exclusion in (Post-)socialist Shanghai, in Urban Studies, 44:8, 1539-1558 Davis Mike (1990). City of Quartz. Londen. Vintage Books. Graham S. & Marvin S. (2001) Splintering Urbanism: Network Infrastructures, Technological Mobilities and the Urban Condition. Londen. Routledge.

In deze tijden van Kerst en verzoening mag er al eens een toegeeflijke noot klinken, de student met socio-politieke interesses hoeft niet altijd de negatieve criticaster uit te hangen. Dus in plaats van het consumerisme verder te hekelen (wat ook geen ongepast thema zou zijn in deze kersttijd), of pogingen te ondernemen om het “Goede” doel te ontmaskeren , zal ik vandaag trachten – nadat het negatieve aspect ervan al eerder aan bod kwam – de tendens van neoliberalisering van de stadsontwikkeling eens in een positief daglicht te stellen.

De zomer, daar verlangt een mens al eens naar in tijden van vrieskou, een zomer waarin je krantenartikels als deze http://www.tctubantia.nl/binnenland/article535562.ece te lezen krijgt over uitbundige straatfeesten onder een stralende zon. Een massa mensen, bijna een miljoen, feestend in de straten van Rotterdam-centrum; mensen van alle pluimage vrolijk verenigd in het nieuwe moderne stadscentrum. Ik was er zelf bij, als ongeveer de enige volbloed caucasiër in deze zee van Antilliaanse feestelijkheden die het anders zo strak geordende stadscentrum omdoopte in een kleurrijke en luidruchtige chaos voor iedereen. Hoe dat stadscentrum, en in het bijzonder het gedeelte rond Kop Van Zuid, ontwikkeld werd, daar zullen we hier eventjes bij stilstaan.

Rotterdam Carnaval

900.000 mensen op straat tijdens het zomercarnaval in Rotterdam

Fysieke segregatie?

Grootschalige Urban Development Projects (UDPs) – en Kop Van Zuid is er zeker en vast een – worden vaak gezien als middelen om de stad geografisch op te delen in zones voorbestemd voor bepaalde klassen van mensen; Nueva Managua waar ik eerder op deze blog al een boekje over open deed is hier een schoolvoorbeeld van. Een nieuw elitair stadsproject zou door zijn ligging, constructie en toegankelijkheid ervoor zorgen dat de polarisatie in de stad op een fysieke manier in de hand gewerkt wordt. Kop Van Zuid kan hier als een tegenvoorbeeld gelden. Er werd letterlijk een brug, hoewel een esthetische toch ook een ietwat bombastische en misschien zelfs decadente constructie, gebouwd. Stadsdelen werden met elkaar verbonden en werden zo fysiek beter toegankelijk voor iedereen. En dat het stadscentrum van Rotterdam er sinds de afloop van de Tweede Wereldoorlog waarin het volledig platgebombardeerd werd er stap voor stap op z’n minst beter op is gaan ogen staat buiten kijf.

De Erasmusbrug, het sluitstuk van Kop Van Zuid
De Erasmusbrug, het sluitstuk van het stedelijk ontwikkelingsproject rond Kop Van Zuid

Sociale segregatie?

Of die esthetische verfraaiingen ook zoveel mogelijk mensen ten goede komen, dat is dan nog maar ten zeerste de vraag. Een ander argument dat namelijk gebruikt wordt bij het bekritiseren van recente UDPs is dat door selectief te investeren in buurten met een internationaler en mondainer karakter, en de meer volkse buurten over het hoofd te zien, de sociale ongelijkheden in de stad enkel geaccentueerd en zelfs actief uitgediept worden. Dit is tot op zekere hoogte ook zo in Rotterdam. Het centrum is netjes, het zakencentrum zelfs ronduit futuristisch, maar een kleine wandeling verderop overvalt de verloedering je reeds en schrik je er eigenlijk niet eens van op wanneer je de meest exotische narcotica openlijk aangeboden krijgt. Maar het mag gezegd, ook in het hartje van de stad zijn niet enkel elitaire winkels te bespeuren en is er duidelijk ook plaats voor mensen die zich niet tot de internationale jet set kunnen rekenen. Bij de ruimtelijke ordening werd hier duidelijk rekening gehouden met de nood aan veiligheid (of op zijn minst toezicht – die bewakingscamera’s overal!), het winkelcentrum dat voor iedereen met een beetje geld bedoeld is, ligt verankerd in het upper class zakelijkere gedeelte van de stad. De uitzinnige straatparade die jaarlijks vredevol doorheen zelfs de meest elitair aandoende boulevards passeert kan hier gelden als de – toegegeven ietwat naïeve – kers op de taart ter bewijs van de sociale integratie.

Democratisch deficit bij planning?

UDPs worden hoe langer hoe meer door het democratisch verkozen stadsbestuur uit handen gegeven aan semi-statutale instituten, private partners en elitaire projectontwikkelaars. Dat deze geen rekenschap hoeven af te leggen tegenover een achterban met stemrecht stemt tot extra waakzaamheid omtrent het sociale karakter van hun beslissingen. UDP’s zouden enkel dienen om de stad in de geglobaliseerde markt een aantrekkelijker imago te geven voor investerende elites. Ook in Rotterdam kan het opzet niet anders geweest zijn, maar werd er – nadat de grote krijtlijnen reeds uitgetekend waren – toch de moeite gedaan om even het oor te luisteren te leggen bij buurtcomités en andere bezorgde actoren uit het civiele veld. Men kan zich natuurlijk afvragen of dit gedaan werd uit een werkelijke bezorgdheid om hun eisen of slechts om het imago van het project te redden. Duidelijk is in ieder geval dat er niet zomaar voorbijgegaan kan worden aan de aanwezigheid van een erg grote gemeenschap van ‘uitgeslotenen’, Rotterdammers met veelal Antilliaanse roots, die zich amper vertegenwoordigd zien in het stadsbestuur en al veel minder in de partners waarmee die samenwerkt voor haar stadsplanning. De civiele maatschappij haalde hier voor een keer haar slag binnen en maakte haar rol van “stem voor de stemlozen” (1), zij het ex post, waar. Dit is een hoopvol teken dat de grootstedelijke democratie nog niet helemaal teloor gegaan is, om zulk een massa volk in bedwang te houden moet men ze toch op zijn minst een beetje zeggenschap gunnen, al was het maar om de gemoederen te bedaren.

Alle gekheid op een stokje

Denkt u nu echt dat deze carnavalstoet kan dienen als argument ter vergoelijking van het neoliberale privatiseringscircus dat aan de gang is bij het stadsbestuur van Rotterdam en bij uitbreiding in zowat alle Westerse en verwesterde steden? Een keer per jaar een beetje “Reclaim The Streets” om de balans in evenwicht te brengen? Alles behalve. Het feit dat mijn gematigde lofbetuiging slechts een randbemerking is bij het gangbare discours omtrent urban governance (2), kan eigenlijk dienen als cynisch argument ter versterking ervan. Het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen, en dat de regel in deze “privatisering gaat hand in hand met het ontstaan van een democratisch deficit” is, wil ik hier absoluut niet contesteren.

Een zalige eindejaarsperiode met veel liefde voor uw medemens en de aard van zijn soort gewenst,

Dieter Roefs

1: Ottoway, Marina, 2000, Civil Society, pp 127-129

2: zie bijvoorbeeld Swyngedouw, Moulaert et al., 2002, Neoliberal Urbanization in Europe: Large-Scale Urban Development Projects and the New Urban Policy, Antipode, Blackwell Publishing, USA

Carver, A. (2006). Cautious radicals. Art and the invisible majority. Bidoun1, spring/summer edition, pp. 82-89.

 

 

 

Het artikel van Antonia Carver doet het verhaal van de vele imigrantenarbeiders die in Dubai en de andere Arabische stadstaten werken en wonen. Maar liefst 2.7 miljoen gastarbeiders zijn geregistreerd bij het Ministerie van Arbeid. De vele chauffeurs, meiden, en arbeiders van de ‘vrije zones’ worden niet bij het ministerie geregistreerd. Daardoor wordt het aandeel van de groep in de totale bevolking geschat op 85%2!. Veel landen zijn in meerdere of mindere mate afhankelijk van buitenlandse arbeidskrachten. Weinig landen zijn echter zo afhankelijk als de Golfstaten. Naar schatting 95% van de bouwvakkers in de Verenigde Arabische Emiraten zijn migranten3! Velen onder hen werken in de bouwsector of als dienstmeid of -bode. Ze zijn veelal afkomstig uit Pakistan, China, India of de Filippijnen.

 

 

Ondanks hun grote aantal is er weinig, vaak zelfs geen, interactie tussen de migrantenarbeiders en de andere bewoners van de emiraten. Hun levenssferen overlappen meestal niet. Bovendien wonen de verschillende groepen volledig gescheiden (zie mijn post: Zijn gated communities postmoderne utopias?). Volgens Carver vormen de arbeiders “a faceless majority” voor de overige bewoners (p. 82). De grote diversiteit aan afkomst en werk gaat aan hen verloren. Er zijn arbeiders die volledig aan het lot van zogenaamde ‘sponsors’ overgelaten zijn. (Deze ‘sponsors’ regelen de visa’s, maar zijn niet verantwoordelijk voor het werk van de migranten.) Andere migrantenarbeiders hebben dan weer onweerlegbare geloofsbrieven, hebben meer van de wereld gezien dan de gemiddelde Belg en kunnen hun werkgevers eisen opleggen. Deze laatsten zijn vaak meiden en chauffeurs. Vooral de mensen die in de bouwsector werken, lijden onder de slechte werk- en leefomstandigheden.

 

 

De leef- en werkomstandigheden van vele bouwvakkers is vaak erbarmelijk. Dehydratatie door het werken in de verzengende hitte; louche werkgevers die paspoorten achterhouden en/of lonen maandenlang niet betalen; desolate werkkampen waar men niet uit mag… De werkomstandigheden zijn vaak ook gevaarlijk en onderbetaald. Volgens Carver verdient een arbeider in de bouw gemiddeld 100$ per maand. Volgens Jean Shaoul verdienen ze het dubbele. Wie in de hotels of als chauffeur werkt wordt vaak beter betaald: gemiddeld 600$ per maand4. Hoewel sinds 1980 een wet bestaat die een minimumloon garandeert, is ze tot vandaag nooit toegepast5. Bovendien hebben werkgevers het recht om contracten aan te passen en lonen te verlagen6.

 

 

Toch zijn er in de VAE wetten die de werkkrachten beschermen. Ze worden vaak gewoon niet toegepast. Bovendien heeft de overheid (officieus) afstand gedaan van haar taak om de werkomstandigheden van de migrantenarbeiders te controleren. Zo zouden bijvoorbeeld de ‘recruitment agencies’ de visa’s, vliegtuigtickets en verzekering moeten betalen. Ze sluizen de kost echter door naar de arbeiders, die op hun beurt (vaak dure) leningen moeten aangaan. Andere werkgevers trekken de kosten af van de lonen van hun werknemers. Vakbonden zijn trouwens onwettig en betogers kunnen gedeporteerd worden. Daardoor ontwikkelt zich geen civiele maatschappij die de arbeiders steunt7. De arbeiders kunnen dus vaak geen kant op.

 

 

Indien een bedrijf failliet gaat heeft dit verstrekkende gevolgen voor de gastarbeiders. Ten eerste betalen werkgevers lonen vaak met vertraging. Eens een werkgever failliet gaat, is de kans zeer klein dan de lonen ooit nog uitbetaald worden. Ten tweede zijn de werkkrachten vanaf dan illegaal in het land omdat ze geen werkgever meer hebben. (In de VEA zijn arbeiders contractueel verbonden aan één bepaalde werkgever. Een werknemer kan enkel van werkgever veranderen, indien hij twee jaar voor de vorige gewerkt heeft én toestemming krijgt van zijn eerdere werkgever8.) Het is onmogelijk een nieuwe job te vinden zolang de eerste werkgever de werkkracht niet ‘vrijgeeft’ en/of de werkkracht de VAE verlaat en opnieuw binnenkomt. Zonder paspoort is dit laatste onmogelijk9.

 

 

Toch is er volgens Carver ook goed nieuws. Ten eerste wordt het taboe rond de slechte werk- en leefomstandigheden van de migrantenarbeiders vaker doorbroken door de lokale en zelfs internationale pers. Ten tweede lijken er, aldus Carver, lichte veranderingen op til te zijn. Zo hebben in 2006 verschillende duizenden arbeiders gestaakt en betoogd omdat ze maandenlang niet betaald waren. AME Info meldt ook dat begin november 2007 40.000 bouwvakkers weigerden te werken als hun loon niet verhoogd werd. Uiteindelijk kregen ze de loonsverhoging (hoewel ze kleiner was dan degene die ze eisten)10. Jean Shaoul schetst spijtiggenoeg een minder rooskleurig beeld. De regering reageert namelijk vaak manu militari op de betogingen. In oktober 2006 werden bijvoorbeeld 4000 demonstranten opgepakt. Pas na interventie van de Indische overheid werden de meeste vrijgelaten. 159 van hen werden echter gedeporteerd11.

 

 

Human Rights Watch meldt, net als Carver, een lichte positieve verandering. In 2005 heeft de overheid van Dubai twee instellingen opgericht: de Permanent Committee for Labor Affairs (PCLA) en een mensenrechtenafdeling bij de politie. Beide instellingen spelen vandaag de dag een rol in het vorderen van late lonen,… Toch, zo zegt Human Rights Watch, zijn dit slechts lapmiddelen die niet opwegen tegen de nood aan federale agentschappen die bevoegdheid hebben in alle emiraten12.

De overheid lijkt nog steeds inspanningen te doen. Begin november 2007 drong ze bijvoorbeeld aan op een overeenkomst met de bedrijfswereld waarin de rechten van de werknemers en de belangen van de werkgevers beschermd werden13. Of het om een echte verandering of slechts lippendienst gaat, zal de toekomst uitmaken.

 

 

Het is opvallend dat de overheden van de VAE het nalaten om de bedrijven te controleren of hun wetten te bekrachtigen. De algemeen manager van Dutco Balfour Beatty, één van de grootste bouwbedrijven in de VAE, zei zelf dat het aan de private sector is om deze problemen op te lossen omdat de overheid niets doet14. Waarom doen ze niks? Willen de VAE de verschillende bouwbedrijven te vriend houden door de kaart van de bedrijven te trekken? Willen ze de consumenten paaien omdat zij uiteindelijk de verhoogde lonen zullen moeten betalen? Staan ze neutraal tegenover het leed van de vele migrantenarbeiders? Het is moeilijk om hier een goed antwoord op te formuleren in de plaats die hier voorhanden is. Het kan om een combinatie van de bovenstaande factoren gaan, maar de oorzaak kan ook volledig verschillend zijn. Er zou diepgravend onderzoek naar de motieven van de overheden van de VAE moeten gebeuren. Men kan de situatie namelijk moeilijk veranderen (of de overheden overhalen zich actief in te zetten) indien de verschillende beweegredenen niet begrepen worden.

 

 

De situatie van de buitenlandse arbeiders in de Verenigde Arabische Emiraten is zorgwekkend. Doordat de overheid geen controles wil uitvoeren of haar wetten laat nakomen, hebben de werkgevers quasi vrij spel. De miljoenen ‘gezichtsloze’ gastarbeiders zijn hier de dupe van. Zolang de overheid zich niet actief inzet voor de migrantenarbeiders zal er spijtiggenoeg niets veranderen. Gelukkig kunnen buitenstaanders ook iets doen. Grote(re) internationale druk op de VAE en de verschillende (ook Belgische) bedrijven kan het tij helpen keren. Bovendien verliezen de thuislanden van de gastarbeiders ook aan de huidige situatie. De levensgevaarlijke werksituaties en het maandenlange opschorten van de uitbetaling van lonen is niet in hun voordeel, omdat het de remittances stremt. Internationale druk op de werksituatie kan dus een positief effect hebben op de leef- en werkomstandigheden van de miljoenen Indiërs, Bangladeshi, Pakistani en Filippinos die in de Verenigde Arabische Emiraten werken. Druk gecombineerd met een onderzoek naar de motieven van de VAE omtrent het in stand houden van de huidige situatie kan een verandering te weeg brengen.

 

 

 

 

1Bidoun is een Engelstalig kunstzinnig tijdschrift dat o.a. in de hotels van de Verenigde Arabische Emiraten te vinden is.

2Shaoul, J. (2007). The Plight of UAE’s migrant workers: the flipside of a booming economy. World Socialist Web Site [World Socialist Web Site, 20/12/2007, http://www.wsws.org/articles/2007/nov2007/duba-n09.shtml%5D.

3Human Rights Watch. (2006). Building Towers, Cheating Workers. Exploitation of Migrant Construction Workers in the United Arab Emirates. Human Rights Watch, 18, 8(E). pp. 6, 7

4Shaoul, J. (2007). The Plight of UAE’s migrant workers: the flipside of a booming economy. World Socialist Web Site [World Socialist Web Site, 20/12/2007, http://www.wsws.org/articles/2007/nov2007/duba-n09.shtml%5D.

5Human Rights Watch. (2006). Building Towers, Cheating Workers. Exploitation of Migrant Construction Workers in the United Arab Emirates. Human Rights Watch, 18, 8(E). p. 7

6Shaoul, J. (2007). The Plight of UAE’s migrant workers: the flipside of a booming economy. World Socialist Web Site [World Socialist Web Site, 20/12/2007, http://www.wsws.org/articles/2007/nov2007/duba-n09.shtml%5D.

7Human Rights Watch. (2006). Building Towers, Cheating Workers. Exploitation of Migrant Construction Workers in the United Arab Emirates. Human Rights Watch, 18, 8(E). pp. 7 – 10.

8Ibid., p. 11.

9Shaoul, J. (2007). The Plight of UAE’s migrant workers: the flipside of a booming economy. World Socialist Web Site [World Socialist Web Site, 20/12/2007, http://www.wsws.org/articles/2007/nov2007/duba-n09.shtml%5D.

10AME Info. (29 november 2007). Dubai’s Towering Skyline Puts Squeeze on Construction Workers. AME Info [AME Info, 21/12/2007, http://www.ameinfo.com/140234.html%5D.

11Shaoul, J. (2007). The Plight of UAE’s migrant workers: the flipside of a booming economy. World Socialist Web Site [World Socialist Web Site, 20/12/2007, http://www.wsws.org/articles/2007/nov2007/duba-n09.shtml%5D.

12Human Rights Watch. (2006). Building Towers, Cheating Workers. Exploitation of Migrant Construction Workers in the United Arab Emirates. Human Rights Watch, 18, 8(E). p. 13.

13Emirates News Agency. (5 november 2007). Cabinet Calls for Review of Wages of Construction Workers. Emirates News Agency [UAE Interact, 21/12/2007, http://uaeinteract.com/docs/Cabinet_calls_for_review_of_wages _of_construction_workers/27456.htm].

14AME Info. (29 november 2007). Dubai’s Towering Skyline Puts Squeeze on Construction Workers. AME Info [AME Info, 21/12/2007, http://www.ameinfo.com/140234.html%5D.

Referentieartikel: HENDRICKX K., De woontoren is terug, De Morgen, 10/12/07.

Als populair artikel koos ik een artikel uit De Morgen over de herrijzenis van de woontoren in de stedelijke architectuur. Dit artikel is kort en inhoudelijk niet echt diepgaand, maar het illustreert wel op treffelijke wijze dat de neoliberale urbane geografie zich ook in België genesteld heeft.
De revival van de hoogbouw is een internationaal fenomeen. Metropolen over de ganse wereld concurreren om de hoogste toren. De voorlopige winnaar is Dubai met zijn 1060 meter hoge Al Burj. Ook België is eindelijk klaar voor “een architectuur zonder complexen”, zoals Antoine Crahay van het architecten -en stedenbouwkundigencollectief Disturb dit formuleert. Hiermee verwijst hij naar de remonte van de hoogbouw in de Belgische stedelijke geografie. In Antwerpen wordt er lustig in de hoogte gebouwd. Aan het Kattendijkdok verrijzen binnenkort zes woontorens en ook aan de Northgate wordt er getimmerd.  Niet alleen Antwerpen, maar ook Brussel zal in 2011 haar ‘skyline’ op de Europese kaart zetten door de bouw van de 137 meter hoge Premium Tower. Het Premium Tower-project wordt ontwikkeld door het vastgoedagentschap Atenor en zal ontworpen worden door de wereldvermaarde architect David Chipperfield.
Dit prestigieuze project is exemplarisch voor de Europese tendens van neoliberale urbanisering waar Erik Swyngedouw en andere politieke en sociale geografen zo sterk tegen fulmineren. Swyngedouw stelt dat het nieuwe urbane beleid met haar grootschalige stedelijke ontwikkelingsprojecten enkel de belangen dient van een bemiddelde midden–en topklasse. Het bouwen van prestigieuze projecten zoals musea, tentoonstellinghallen, dure woonprojecten, waterfronten en businesscenters is volgens hem het resultaat van wat ook in het artikel omschreven wordt als ‘city-marketing’. In de huidige politiek-economische wereldordening vormen steden immers de nieuwe geprivilegieerde ‘scale’ waarop zich processen van creatieve destructie voordoen. Steden moeten veel meer dan vroeger concurreren met andere metropolen, kapitaal aantrekken en een veilige thuishaven bieden aan een rijke elite. Door middel van elitaire bouwprojecten probeert de metropool zich te profileren in een competitieve stedelijke omgeving[1]. Architectenbureaus zoals dat van David Chipperfield, Frank Gehry, Norman Foster of Rem Koolhaas worden overal ter wereld gevraagd om nieuwe stedelijke ‘tempels’ te bouwen. Hun cultureel imperium strekt zich uit van Dubai tot Japan, en van de Verenigde Staten tot België. Bovengenoemde architecten zijn in onze actuele politieke constellatie een belangrijke machtsfactor geworden. Volgens Swyngedouw maken zij steeds vaker deel uit van een neoliberale ‘urban governance’ waarbij niet langer de politieke actoren, maar wel partnerships van private en publieke instellingen het urbane beleid uitstippelen. Het probleem is dat deze partnerships niet democratisch verkozen worden en dus ook weinig ‘accountability’ hebben. Ook de Brusselse en Antwerpse woontorenprojecten zijn het resultaat van samenwerkingsverbanden tussen de publieke sector, zijnde het stadsbestuur en de private sector, zijnde projectontwikkelaars en vastgoedkantoren zoals Atenor en architectenbureaus zoals dat van David Chipperfield. Het zijn deze privé-bedrijven die winst halen uit dit soort bouwprojecten, vooral uit de hoge huur –en grondprijzen. Het neerplanten van dure en exuberante woontorens in Brussel en Antwerpen zal ook gevolgen hebben voor de huurprijzen van huizen in de omliggende omgeving. In het discours rond de urbane ontwikkeling wordt dit proces meestal eufemistisch omschreven als ‘opwaardering’ van een buurt of stadsdeel. In de realiteit zorgt dit proces ervoor dat minder welvarende en gemarginaliseerde bewoners door de stijgende huurprijzen genoodzaakt worden om de buurt te verlaten. Deze toenemende gentrificatie is exemplarisch voor de nieuwe sociale hygiëne die heerst in wat Neil Smith de neoliberale ‘revanchist city’ heeft genoemd [2]. Ook in het artikel in De Morgen waarschuwt Marcel Smets, Vlaams bouwmeester, dat nieuwe woontorens sociale getto’s riskeren te creëren. Volgens hem zijn de woontorens “een soort gesofisticeerde hotels met vergezicht en beveiliging die de rest van de stad negeren”[3]. De ironie van het verhaal is dat de implementatie van dergelijke bouwprojecten vaak gelegitimeerd wordt vanuit sociale bekommernissen. De nieuwe woontorens zouden een ‘trickle down effect’ katalyseren, wat voor een opwaardering zorgt van de buurt. Het huidige stedelijke beleid is niet langer gericht op de burger maar op kapitaal. Ook Swyngedouw en Smith stellen dat er in het huidige urbane beleid een overgang heeft plaatsgevonden van een sociale naar een spatiale visie op ontwikkeling; “The new urban policy is targetting places rather than people”. Het gaat over plaatsen en wijken die gerevitaliseerd of geïntegreerd moeten worden, niet over de bewoners die een job of sociale bijstand nodig hebben. Het frappante is dat woontorens in de jaren ’60 vooral sociale huisvesting herbergden, terwijl ze vandaag een rijke elite huisvest. Hoogte staat dus steeds vaker symbool voor luxe, status en macht.
In stedenbouwkundig opzicht zijn deze woontorens een verademing. De torens nemen niet veel plaats in en verlichten op die manier de densiteit van de stad. De welgestelde elite die de doelgroep vormt van dit woonproject, wordt van de buitenwijk opnieuw naar de stadskern gelokt, wat ook de stadsmobiliteit zou verbeteren.
Maar de diepere realiteit overschaduwt deze voordelen. Hedendaagse stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals de Brusselse en Antwerpse woontorens, zijn de nieuwe speelterreinen waarop een gegoede topklasse een urbane toekomst uitstippelt die het best haar belangen dient [4].


[1] SWYNGEDOUW E., MOULAERT F., RODRIGUEZ A., Neoliberal urbanization in Europe: Large-scale Urban Development Projects and the New Urban Policy, in: BRENNER N., THEODORE N., Spaces of neoliberalism: Urban restructuring in North America and Western Europe, Ofxord, Blackwell, 2002, pp. 195-230.

[2] LOW S., SMITH N., The politics of public space, New York, Routlegde, 2006, pp. 185.

[3] HENDRICKX K., De woontoren is terug, De Morgen, 10/12/07.

[4] SWYNGEDOUW E., MOULAERT F., RODRIGUEZ A., Neoliberal urbanization in Europe: Large-scale Urban Development Projects and the New Urban Policy, in: BRENNER N., THEODORE N., Spaces of neoliberalism: Urban restructuring in North America and Western Europe, Ofxord, Blackwell, 2002, pp. 195-230.

Why is it that so many people feel the need to live behind closed doors, with wired electric fences, barbed wire, security guards, and the ever-present alarm system? Why is it that people are ludicrously turning to live alligators to protect their properties in some parts of the States, and South Africans are increasingly living their lives behind electric fences?

I choose the two short clips below for their “shock factor”, and they are both perhaps a little extreme, but do give some insight into just how far the idea of fear has progressed in the United States.

Michael Moore’s rather charming clip on the history of America1 demonstrates the root problem of all too many modern issues: Fear. From the moment I owned my very own lollypop I was scared to lose it. And logically the more possessions we have, or the more valuable, the more scared we are that they will be stolen. We’re scared of change, of other cultures, of each other. In the presence of so many modern risks and dangers human instinct, as it always has, tells us to hide away in our caves, to arm ourselves with our clubs against intruders, to protect ourselves and our families as best we can. People all over the world are locking doors.

A popular way of doing exactly this are gated communities, which are cropping up all over the world, not just in so-called ‘first world’ countries, but increasingly in developing countries in the Middle East, South America, and Africa. They provide a means for a group of people to effectively place a barrier between themselves and all they may feel is wrong in the world. Though such communities may occur out of necessity (take for example fenced-off refugee camps or institutions), the most disturbing are those voluntarily started, and not always by the upper classes in a society.

In the Nevada Desert, near Las Vegas, a gated community is being built, the first of its kind, on the doorstep of a gun range. Front Sight2 is the inspiration of Doctor Ignatius Piazza, former chiropractor, who believes that if everyone is armed and well trained on how to use their weapon, there will be no more crime. He offers a one-day free machine-gunning class, and even encourages handling of weapons by children. Meanwhile, places in the compound are being advertised as homes in a community without crime, and the concept is already popular.

To me the idea of people actually wanting to live in a gun-zone is frightening – how could anyone possibly feel save in the midst of so many weapons? Promotion of gun ownership and use, especially in the US but increasingly over the whole globe are evidence to just how extreme fear and divisionism have become.

Aside from those voluntarily living in such obviously exclusionist communities, there are a vast numbers of other people who are forced into living “gated lives”3. I take this to mean, for example, those taken up in a religious cult, ethnic minority groups in large cities, military compounds, and even people who feel excluded on the basis of their sexual orientation or skin tone. Urban divisionism is as strongly outspoken today as ever before.

It seems that far from learning from political and social mistakes in the past, conflicts and tension are commonplace in the modern world. Such socio-economic division, rather than provide a solution to such problems, has merely agitated them. Such exclusionism seems to be a driving force of violence and in turn more fear.

In some cities, for example Aphaville and Tamboré in São Paulo4, crime is even seen to be higher in large gated communities on the city’s periphery. These areas are increasingly targeted as they do represent a concentration of wealth, and violence in these areas may even be out of a sense of injustice or affront.

So, the gated community does not offer a viable, sustainable solution to modern day fear. What does? We can only hope that in the future there will be a movement towards true globalism, and by this I mean a heightened understanding of cultures and lifestyles different to ones own. The first step may be inner-city rehabilitation, followed by putting down the gun and tearing down the electric fence.

1 Video – Bowling for Columbine – the history of America http://nl.youtube.com/watch?v=NPBHtjZmSpw
2 Video – Front Sight on Fox News 2
http://nl.youtube.com/watch?v=3WWbRvuoFJA
3 Stanley D. Brunn, 2006, Gated minds and gated lives as worlds of exclusion and fear, GeoJournal 66: 5-13
4 Martin Coy, 2006, Gated communities and urban fragmentation in Latin America: the Brazilian experience, GeoJournal 66: 121-132

Volgende pagina »