multimediaal


http://www.youtube.com/watch?v=6kU9gkmrmxg

http://www.youtube.com/watch?v=huXgOqBsJLU&feature=related 

Deze filmpjes zijn interessant omdat ze een bekende stadstaat toelichten maar in zijn constructie jaren. We krijgen hier een Amerikaanse reportage te zien die gaat over de bloeiende hoofdstad van Qatar, namelijk Doha. Allereerst toont men hoe de Verenigde Staten twee militaire kampen heeft gebouwd rond de Doha om op die manier Irak gemakkelijker te kunnen bereiken. Dan krijgt men een interview te zien met de Emir Hamad bin Khalifa Al Thani en zijn vrouw die het hebben over hun land en de nieuwe ontwikkelingen die er plaatsvinden. De Emir geeft eveneens een rondleiding van de stad aan de journalist.

We zien in dit filmpje hoe hotels letterlijk uit de grond tevoorschijn komen, hoe moderne universiteiten worden gebouwd en luxueuze huizen het landschap meer en meer opvullen. De Emir heeft duidelijke plannen om van zijn land een wereldmacht te maken en daarvoor wordt hij rijkelijk geholpen door de Verenigde Staten. Universiteiten mogen bijvoorbeeld gratis gebouwd worden, zolang men een Amerikaanse opleiding garandeert. De vrouw van de Emir zegt dat haar belangrijkste doelstellingen Onderwijs en Vrouwenrechten zijn omdat ze burgers wil aanzetten tot bewuste politieke keuzes. Zonder een kritische blik raakt men nergens, zegt ze. Enkel op die manier kan men tot een democratie komen. De First Lady wordt beschouwd als model voor jongere vrouwen die nieuwe deuren voor zich zien opengaan. Qatar schildert zich af als een modern liberaal land ten opzichte van Saoedi-Arabië die blijft steken in ouderwetse tradities. Op het einde van de reportage meldt de nieuwslezer aan dat Amerika nog onlangs zijn grootste Luchtmacht van Saoedi-Arabië naar Qatar heeft doen verhuizen. Zowel de Verenigde Staten als de Emir Hamad heeft baat bij de goede contacten.

 

Als men informatie over de Emir van Qatar op Google zoekt, komt men zijn site[1] tegen, die erg lijkt op de website van een popgroep. Hier kan men zijn bibliografie, zijn speeches, zijn foto’s en zelfs zijn hobby’s op terugvinden. De Emir komt hier meer over als een filmacteur dan als een serieuze politicus, maar dat maakt misschien deel uit van het nieuwe moderne beeld dat hij wil weergeven, enkel zijn vrouw mankeert nog op de foto’s.

 

Uit die reportage kunnen we een positieve kant en een negatieve kant halen.

Wat het positieve betreft, is het misschien niet slecht dat men streeft naar meer rechtvaardigheid voor de vrouwen. Het feit dat vrouwen in Saoedi-Arabië niet mogen rijden, stemmen en zelfs niet op televisie mogen komen, blijft een discriminerende traditie. Wat ook positief is, is dat mensen in Doha veel nieuwe werkgelegenheden krijgen en dat dat toch een deel van de geldproblemen oplost, al zijn de mensen die daar werken vaak zelf rijk aangezien ze de mogelijkheden hebben om in de buurt te gaan wonen. Maar het positieve kent één erg negatief feit in mijn ogen: alles wordt betaald en zo indirect gecontroleerd door de VS.

Ik denk persoonlijk dat het belangrijk is de democratie te ondersteunen. Dat wil enerzijds zeggen dat men niet kan gecontroleerd worden door één macht maar anderzijds wil dat ook zeggen dat men niet mag gaan controleren. Men moet opletten met het interveniëren in landen, want het is heel moeilijk te weten waar men goed doet en waar men voor nog meer schade zorgt. Het twijfelen aan interventionisme brengt niet automatisch isolationisme met zich mee. Sommige landen hebben duidelijk steun nodig, maar de lijn tussen het interveniëren ten gunste van het andere land of ten gunste van zijn eigen land is heel vaag.

Het feit dat Doha getransformeerd wordt naar aanleiding van een Amerikaanse militaire basis is angstaanjagend want we kunnen weer een militair controlepunt van de VS op ons lijstje noteren. De nieuwe kapitalistische paradijzen hebben vaak een corrupte achtergrond en zijn het resultaat van machtsrelaties en louche onderhandelingen. De mensen die deze projecten opbouwen zijn rijk en kunnen vaak hun gangetje gaan zonder veel angst voor controle van anderen. Kan men dat dan nog steeds democratie noemen? De Emir is blij met zijn nieuwe aanpak maar hij vreest toch voor bomaanvallen van extremisten. Die aanvallen zijn een vorm van protest. Is die democratie dan wel gezond als niet alle burgers ermee akkoord zijn? We kunnen democratie niet opleggen aan mensen, ze moeten het zelf willen en ernaar leven

Naomi Klein – Iraq: The Neoliberal Project 

http://nl.youtube.com/watch?v=Qk-qBY-TiZg 

http://nl.youtube.com/watch?v=4VvFWa0Mp-s 

http://nl.youtube.com/watch?v=FbFE_MuvL34 

http://nl.youtube.com/watch?v=LbsSFMXUong 

http://nl.youtube.com/watch?v=HKjYWqt53AY 

http://nl.youtube.com/watch?v=V2Z1SBiiS-8

http://nl.youtube.com/watch?v=XvVxBUU2LqA  

Ik heb deze film gekozen, omdat Naomi Klein erin uitlegt hoe de regering van de Verenigde Staten onder Bush de oorlog gebruikt om een neoliberale droomwereld te creëren. Deze droomwereld wordt vormgegeven door een ultra vrije markt, een waar paradijs voor investeerders. In de praktijk betekent dit dat alle rijkdom in handen komt van buitenlanders, omdat door de jarenlange sancties in Irak, de plaatselijke bedrijfsleiders onmogelijk de concurrentie ermee kunnen aangaan. 

Klein legt uit dat Irak werd gezien als een land dat van 0 moest worden heropgebouwd. Enkel het ministerie van olie werd beschermd, de rest mocht worden vernietigd. Met de opbrengsten uit olieontginning moest en zou alles worden heropgebouwd van nul, volgens de fanastieën van de neo-conservatieven in het Witte Huis.

Door de ideologische drijfveer bij de ‘reconstructie’ van Irak dwaalt de oorlog af van zijn zogenaamde doel: democratie introduceren in Irak. De oorzaak hiervan is, dat de neo-conservatieven hebben ingezien dat wanneer Irakezen democratie zouden hebben, ze zouden stemmen voor ideeën die volledig in strijd zijn met die van hen. 

Dat democratie niet de primaire bezorgdheid was voor de neocons bewijst Klein op zeer overtuigende wijze. Het bewind van Bremmer wordt omschreven als een dictatuur. Het is adembenemend om de bewijzen voorgeschoteld te krijgen. De verkiezingen waren slechts uiterlijke schijn. De belangrijkste maatregelen werden vooraf getroffen om er zeker van te zijn dat de verkiezingen de creatie van een evil paradise niet in de weg zouden staan. Bremmer maakte het illegaal om zijn 100 wetten (die als begin van grondwet moeten dienen) te veranderen of af te wijzen, alle grote oliemaatschappijen tekenden contracten een dag voor de verkiezingen, …

In plaats van democratie te installeren werd de tijdelijke regering een instrument om democratie tegen te werken. Irakezen waren ‘niet klaar voor democratie’, wat wil zeggen dat ze, in de ogen van de Amerikaanse bezettingsmacht, de verkeerde keuze zouden maken, wanneer ze keuze zouden krijgen. De visie op Irak van de bezetter was eigenlijk de natte droom van de republikeinse rijke lieden. Die wilden in Irak hun fantasieën realiseren die ze zelfs in eigen land niet konden verwezenlijken. 

Ook de Wereldbank en het Internationale Muntfonds werden ingeschakeld: Irak, reeds het land met de meeste schulden ter wereld, moest, voor het verkrijgen van nieuwe leningen, de structurele aanpassingsprogramma’s volgen. Die kwamen neer op: ‘doe wat Bremmer aanbeveeld’. 

De anti-oorlogsbeweging moet meestrijden met de Iraki’s, zelfs al houdt dit risico in voor meer chaos. Democratie moet weer de juiste betekenis krijgen, na het misbruik van het woord door Bush en zijn companen, de strijd om democratie moet daarom nog niet worden opgegeven.

 

Why is it that so many people feel the need to live behind closed doors, with wired electric fences, barbed wire, security guards, and the ever-present alarm system? Why is it that people are ludicrously turning to live alligators to protect their properties in some parts of the States, and South Africans are increasingly living their lives behind electric fences?

I choose the two short clips below for their “shock factor”, and they are both perhaps a little extreme, but do give some insight into just how far the idea of fear has progressed in the United States.

Michael Moore’s rather charming clip on the history of America1 demonstrates the root problem of all too many modern issues: Fear. From the moment I owned my very own lollypop I was scared to lose it. And logically the more possessions we have, or the more valuable, the more scared we are that they will be stolen. We’re scared of change, of other cultures, of each other. In the presence of so many modern risks and dangers human instinct, as it always has, tells us to hide away in our caves, to arm ourselves with our clubs against intruders, to protect ourselves and our families as best we can. People all over the world are locking doors.

A popular way of doing exactly this are gated communities, which are cropping up all over the world, not just in so-called ‘first world’ countries, but increasingly in developing countries in the Middle East, South America, and Africa. They provide a means for a group of people to effectively place a barrier between themselves and all they may feel is wrong in the world. Though such communities may occur out of necessity (take for example fenced-off refugee camps or institutions), the most disturbing are those voluntarily started, and not always by the upper classes in a society.

In the Nevada Desert, near Las Vegas, a gated community is being built, the first of its kind, on the doorstep of a gun range. Front Sight2 is the inspiration of Doctor Ignatius Piazza, former chiropractor, who believes that if everyone is armed and well trained on how to use their weapon, there will be no more crime. He offers a one-day free machine-gunning class, and even encourages handling of weapons by children. Meanwhile, places in the compound are being advertised as homes in a community without crime, and the concept is already popular.

To me the idea of people actually wanting to live in a gun-zone is frightening – how could anyone possibly feel save in the midst of so many weapons? Promotion of gun ownership and use, especially in the US but increasingly over the whole globe are evidence to just how extreme fear and divisionism have become.

Aside from those voluntarily living in such obviously exclusionist communities, there are a vast numbers of other people who are forced into living “gated lives”3. I take this to mean, for example, those taken up in a religious cult, ethnic minority groups in large cities, military compounds, and even people who feel excluded on the basis of their sexual orientation or skin tone. Urban divisionism is as strongly outspoken today as ever before.

It seems that far from learning from political and social mistakes in the past, conflicts and tension are commonplace in the modern world. Such socio-economic division, rather than provide a solution to such problems, has merely agitated them. Such exclusionism seems to be a driving force of violence and in turn more fear.

In some cities, for example Aphaville and Tamboré in São Paulo4, crime is even seen to be higher in large gated communities on the city’s periphery. These areas are increasingly targeted as they do represent a concentration of wealth, and violence in these areas may even be out of a sense of injustice or affront.

So, the gated community does not offer a viable, sustainable solution to modern day fear. What does? We can only hope that in the future there will be a movement towards true globalism, and by this I mean a heightened understanding of cultures and lifestyles different to ones own. The first step may be inner-city rehabilitation, followed by putting down the gun and tearing down the electric fence.

1 Video – Bowling for Columbine – the history of America http://nl.youtube.com/watch?v=NPBHtjZmSpw
2 Video – Front Sight on Fox News 2
http://nl.youtube.com/watch?v=3WWbRvuoFJA
3 Stanley D. Brunn, 2006, Gated minds and gated lives as worlds of exclusion and fear, GeoJournal 66: 5-13
4 Martin Coy, 2006, Gated communities and urban fragmentation in Latin America: the Brazilian experience, GeoJournal 66: 121-132

Referentiefragment: http://www.naomiklein.org/shock-doctrine/short-film

Als beeldfragment koos ik een kortfilm van Naomi Klein en Alfonso Cuarón uit 2007, geregisseerd door Jonas Cuarón. Dit filmpje is een visuele ‘teaser’ / trailer bij het nieuwste boek van Klein: ‘The Shock Doctrine: The Rise of Disastercapitalism’. Deze commentaar slaat dus niet enkel op de kortfilm, maar eveneens op de nieuwe bestseller van Naomi Klein [1].

In ‘The Shock Doctrine’ bekritiseert Klein hoe het neoliberale kapitalisme voordeel wil halen uit rampen en collectieve trauma’s. Gebruik makend van de perplexie en de kwetsbaarheid van de getroffen bevolking, zien pragmatici als Milton Friedman een opening om hun neoliberale politiek van privatisering, deregulering en urbane reconstructie door te drukken. Klein illustreert deze tendens van rampenkapitalisme aan de hand van een aantal opmerkelijke casussen, zoals de coup van Pinochet in Chili en de daaropvolgende economische recepten van de Chicago Boys, de Falkland Oorlog en de herwonnen populariteit van Thatcher, de implosie van de Sovjetunie en de daaropvolgende overhaaste privatiseringen, maar ook de neoliberale interventies na Orkaan Mitch, de Aziatische financiële crisis en de tsunami. Deze kortfilm en het bijhorende boek sluiten naar mijn opinie perfect aan bij de thematiek van onze blog, omdat het soort neoliberale utopia dat via dit rampenkapitalisme geïnstalleerd wordt in vele gevallen leidt tot maatschappelijke ontwrichting, socio-economische of raciale segregatie en een democratisch deficit.
Eerst zal ik aan de hand een casus, zijnde de heropbouw van New Orleans na Orkaan Katrina de theorie van Klein duiden, waarna ik mijn commentaar zal formuleren.
De reconstructie van de Amerikaanse stad na orkaan Katrina is een schoolvoorbeeld van ‘disastercapitalism’. Enkele dagen na orkaan Katrina verzamelde de 93-jarige stervende Milton Friedman al zijn energie bij elkaar en schreef in een opiniestuk voor de Wall Street Journal: ‘Most New Orleans schools are in ruins as are the homes of the children who have attended them.
This is a tragedy. It is also an opportunity.’ Friedman zag in deze apocalyps een kans om schoon schip te maken met de slechte kwaliteit van de openbare scholen in Louisiana en elitaire en private charterscholen in de plaats op te richten. Ook in de vastgoedwereld werden er optimistische prognoses gemaakt. Joseph Canizora, één van New Orleans rijkste vastgoedmakelaars poneerde: ‘I think we have a clean sheet to start again. And with that clean sheet we have some very big opportunities’. Resultaat is dat in Louisiana sociale woningen zullen moeten wijken voor mondaine residentiële wijken, dat de belastingen verlaagd zullen worden en dat goedkope arbeid wordt ingeschakeld om de stad her op te bouwen tot een veilige thuishaven voor de gegoede blanke middenklasse.
Volgens Klein misbruikt een elitaire topklasse dit crisismoment waarbij een ontredderde bevolking niet in staat is om haar belangen te verdedigen om een neoliberale politiek door te voeren. Zij baseert zich hierbij op een stelling van Friedman die volgens haar de modus operandi van het hedendaagse neoliberalisme synthetiseert: ‘Only a crisis, actual or perceived, produces real change’. Zoals in de kortfilm duidelijk wordt geïllustreerd, legt zij hierbij de link tussen de economische ‘shock doctrine’ van Friedman en de CIA-gefinancierde elektrische schok-experimenten van psychiater Ewan Cameron in de jaren ’50. Cameron gebruikte elektrische schoktherapie om zijn patiënten te kraken en volledig te deprogrammeren. Na deze ‘tabula rasa’ kon de patiënt opnieuw geconstrueerd en geboetseerd worden tot een betere mens. Het correleren van economische schoktherapie met marteling door middel van elektrische schokken lijkt mij enkel in metaforische zin relevant. Daadwerkelijk een historisch verband tussen beide onderkennen is dan weer wat dramatisch. Klein wordt wel vaker beschuldigd van samenzweringsparanoia, nog steeds de meest courante en effectieve manier om linkse critici die structureel onrecht proberen aan te klagen de mond te snoeren. Volgens mij werkt ze met deze theatrale en simplistische logica deze kritiek een beetje in hand. Humes theorie over de relativiteit van causaliteit even aan de kant geschoven, is het nochtans alles behalve naïef om stil te staan bij Friedmans adagium over het dynamische effect dat crisissen bewerkstelligen. De Oostenrijkse econoom Schumpeter sprak in dit opzicht al van een proces van ‘creatieve destructie’. Hij zag dit als een gezond proces waarbij nieuwe technologieën, producten en structuren de oude vervangen. Hedendaagse politieke geografen en sociologen accapareerden dit concept om het proces van geografisch ongelijke en sociaal polariserende neoliberale herstructurering te duiden. Dit dialectische proces bestaat volgens hen uit twee analytisch verschillende momenten. Een moment van destructie, de ‘roll back-fase’ zoals Brenner dit noemt, waarbij de institutionele realisaties van de keynesiaans-fordistische periode via markt georiënteerde hervormingen ongedaan gemaakt worden. Gevolgd door een moment van constructie, de ‘roll out-fase’ in Brenners terminologie, waarbij de staat opnieuw actief wordt opgebouwd en een neoliberale institutionalisering wordt doorgevoerd die markt georiënteerde economische groei en algehele commodificatie toelaat. Wat Brenner en Theodore beschouwen als de destructieve of ‘roll back-fase’ komt overeen met Kleins crisismoment, en de constructieve of ‘roll out-fase’ congrueert met Kleins moment van ‘verandering’ [2]. Het neoliberale kind heeft dus vele namen.
De vraag die zich bij deze theorie van ‘crisis en verandering’ opwerpt, is in welke mate deze strategie het monopolie is van neoliberale visionairen. Naar mijn opinie werd deze ‘shock and awe-tactiek’ evenzeer gecultiveerd door linkse en socialistische politici of economen als door hun rechtse of neoliberale tegenpolen. Zo kon de New Deal nooit gerealiseerd worden zonder de voorafgaande Grote Depressie, zo kon de Nieuwe Economische Politiek van Lenin of het latere communistische maatschappijmodel nooit opgelegd worden zonder de voorafgaande Russische Revolutie. Pragmatisch inspelen op momenten van collectief trauma lijkt mij dus geen rechts of neoliberaal prerogatief, maar eerder een universele politieke strategie. Bovendien zijn er –integendeel tot wat Klein in haar boek en de kortfilm laat uitschijnen- zoveel voorbeelden waarbij de neoliberale logica niet door middel van militair geweld werd opgelegd, maar eerder door wat Gramsci of Foucault de ‘politiek van consensus’ noemde. Volgens Foucault is de kracht van het neoliberalisme juist die ‘gouvernementalité’ waarbij neoliberale ideeën niet door middel van geweld, maar door middel van consensus worden opgelegd; door figuurlijk gesproken in de hoofden van de burgers te kruipen en hen ervan te overtuigen dat de neoliberale ideologie effectief de beste manier is om de huidige crisis te bekampen.[3] In die zin wijst Kleins nieuwste boek misschien op een trendbreuk waarbij het neoliberale gedachtegoed steeds vaker met behulp van wapens wordt opgedrongen, misschien een eerste teken van haar afnemende hegemonische macht.
Mijn algemene kritiek op ‘The Shock doctrine’ en andere werken die het neoliberalisme bekritiseren is dat een historische basis van pakweg 40 jaren van neoliberale dominantie misschien te beperkt is om stringente conclusies zoals die van Klein te trekken. Deze kritiek op het neoliberalisme is uiteraard noodzakelijk en zeer waardevol, maar ik mis in dit soort werken vaak de ‘longue durée-visie’ die een Wallerstein of een Arrighi bijvoorbeeld wel incalculeerden.
Wanneer we de neoliberale façade immers wegkrabben, zitten we nog steeds in een kapitalistisch systeem, een systeem dat al 500 jaar dominant is. Het neoliberalisme was dus de beste oplossing voor de systeemcrisis die het kapitalisme kende in de jaren ’70, net zoals het keynesianisme-fordisme de beste pleister was op de wonde die de crisis van de jaren ’30 veroorzaakte. Als men dus één ding van het kapitalisme kan zeggen is dat het flexibel en gezwind door de crisissen heen huppelt en zichzelf steeds aanpast en transformeert. Vandaag de dag wordt er door de critici van het neoliberalisme nogal nostalgisch teruggegrepen naar de hoogdagen van het keynesianisme, wanneer de groei nog gekoppeld werd aan de lonen van de arbeiders en de staat nog aan herverdeling deed. Wat men vaak vergeet is dat de Westerse arbeiders enkel rijker konden worden omdat de de arbeiders uit het Zuiden armer werden. Het kapitalisme blijft een systeem dat op ongelijkheid teert, of het nu met een neoliberaal of met een keynesiaans sausje wordt geserveerd.

Ondanks het hoge ‘Michael Moore-gehalte’ van het filmpje van Alfonso Cuaron, gebaseerd op het nieuwste boek van Naomi Klein ‘The Shock Doctrine’ is dit een zeer beklemmend filmpje dat, net zoals het boek, op een zeer toegankelijke wijze de diabolische kantjes van het neoliberale kapitalisme blootlegt.


[1] KLEIN N., The Shock Doctrine : The rise of disastercapitalism, New York, Metropolitan Books, 2007, pp. 576.

[2] BRENNER N., THEODORE N., Spaces of neoliberalism : urban restructuring in North America and Western Europe, Oxford, Blackwell Publishing, 2002, pp. 294.

[3] LEMKE T., The birth of bio-politics: Michel Foucault’s lecture at the Collège de France on neoliberal governmentality, 2001, Economy and Society, 30(2), pp. 190-2007.

Shams Abu Dhabi: http://youtube.com/watch?v=9UXKb7HPWNU&feature=related

Shams Abu Dhabi 2: http://www.youtube.com/watch?v=FoWev4K4Lhk

 

 

“Shams Abu Dhabi” 1 en 2 zijn promotievideos van een gigantisch bouwproject dat recent van start gegaan is (april 2006) en tegen 2011 af zou moeten zijn. In 2006 is de bouw van het eerste deel, de Gateway, van start gegaan1. Het Gateway-project zal 10 miljard Durham kosten, oftewel 1.84 miljard euro2. Het gaat om de bebouwing van een voorheen onbewoond eiland naast de stad Abu Dhabi in Verenigde Arabische Emiraten. Shams Abu Dhabi moet een ‘city next to the city’ worden, een “evenwichtige combinatie” van economische faciliteiten en huisvesting. Het wordt een op zichzelf gerichte stad, volledig losstaand van Abu Dhabi zelf.

 

Shams Abu Dhabi zal uit verschillende delen bestaan. Het eerste deel is ‘The Gateway’, een residentieel- en handelscomplex bestaande uit 8 torens en de kenmerkende ‘Sky Tower’. Deze laatste moet de hoogste toren van Abu Dhabi worden3. Dan is er ‘The Central City’, waar commerciële instellingen, kantoren en huisvesting afgewisseld worden. Een derde deel is ‘The CBD’ met een groot torencomplex. Dit zou het commerciële en zakelijke hart van de Shams Abu Dhabi worden. Een vierde deel is de ‘Upper Village’ met exclusievere woningen. ‘The Mangrove’ is een vijfde wijk dat aan het natuurreservaat gelegen is. De zesde is ‘The Marina’. Een zevende onderdeel van de stad is een vijf sterren resort dat “any kind of imagineable luxury” voorradig heeft. Uiteindelijk is er nog het ‘Central Parc’ en de ‘Entertainment District’. Beide wijken zijn uitsluitend bedoeld voor ontspanning en ‘quality time’. Door het gehele project lopen verschillende waterwegen die de wijken met elkaar verbinden. Uiteindelijk zal Shams Abu Dhabi een 100.000 mensen huisvesten4.

 

 

In de videos wordt er op een simpele manier aan reklame gedaan. Er worden bepaalde emoties en wensen gekoppeld aan het product, in dit geval Shams Abu Dhabi. Zoals het met goed gemaakte reclame gaat, worden de juiste verlangens aangesproken. Om de beweegredenen te begrijpen om in Shams Abu Dhabi te wonen, moet gekeken worden naar welke wensen aangesproken worden. (Het gaat hier wel om de wensen waarvan de verkopers denken dat hun doelpubliek heeft.) De promotievideos roepen constant beelden van vooruitgang, luxe en veiligheid op. Als men in ‘The CBD’ aan handel doet, zal men vooruitstrevend, succesvol en rijk worden, zo verzekert de verteller ons. Shams Abu Dhabi is zelfs meer dan een stad. Het is een “holistische ervaring”. Shams Abu Dhabi verenigt werk, privé, luxe, vooruitgang, stilte en natuur. Daarbovenop is het ook een veilige plek voor diens kinderen. De wensen die het uitgebreide woon- en werkcomplex moet beantwoorden zijn: economische welvarendheid, vooruitstrevenheid en veiligheid. Zoals Perrin schreef is een wens naar veiligheid en controle primordiaal in de definitie van gated communities en utopia’s.

Het is mij onbekend of Shams Abu Dhabi fysiek afgesloten is d.m.v. poorten. Symbolisch is het dat wel. ‘The Gateway’ moet een (minstens symbolische) overgang van het ‘normale’ Abu Dhabi naar ‘De zon van Abu Dhabi’ (Shams Abu Dhabi) zijn. Aan het andere uiteinde worden beide steden verbonden door middel van een brug – een ander symbool voor ‘overgang’ (tussen twee entiteiten).

 

Het is opvallend dat zelfs in een exclusieve stad als Shams Abu Dhabi inkomensverschillen geprofileerd worden. De ‘Upper Village’ is namelijk bedoeld voor de ‘betere klasse’ die zich luxueuzere woningen kan permiteren dan de gemiddelde Shams-bewoner.

 

De totale scheiding van levenssferen is ook opmerkelijk. In een kapitalistische samenleving bestaat er al een scheiding die verbonden is aan tijd(sbesteding): overdag werkt men, ’s avonds ontspant men zich. Soms is er ook een ruimtelijke scheiding. Zo ontspant men zich meestal niet op dezelfde plek als waar men werkt. Bovendien huisvesten sommige wijken hoofdzakelijk ondernemingen, terwijl andere eerder residentieel zijn. In Shams Abu Dhabi is de scheiding nog verder doorgetrokken. Men heeft woonwijken, districten die voornamelijk rond economie en handel draaien en buurten waar men enkel voor ontspanning komt. Eén buurt draagt haar doeleinde zelfs in haar naam: The Entertainment District. Sommige wijken (The Gateway en The Central City) zijn hier uitzonderingen op omdat ze zowel residentieel als ondernemingsgericht zijn.

De scheiding van levenssferen wordt geprofileerd als iets positiefs. Shams Abu Dhabi is een plek waarin alle facetten van ons leven kunnen geleefd worden, terwijl ze niet in elkaar overlopen. Zou dat wel de bedoeling zijn, dan zou er een grotere (architecturale) integratie van woon, werk en ontspanning zijn.

 

Hieruit zijn enkele vragen te destilleren: komt de scheiding van levenssferen (en sociale klassen) ook in andere ‘evil paradises’ voor? Hangt deze scheiding samen met de huidige economische ideologie (kapitalisme) of met de structuur van evil paradises en/of gated communities? Waarom wordt er in een luxueus bouwproject als dit een onderscheid gemaakt tussen rijkere en minder rijke buurten?

 

 

1Property World Middle East. (2006). Sourouh Launches ‘the Gate’ at Shams Abu Dhabi. [22/11/2007, http://www.propertyworldme.com/content/html/1278.asp]

2Berekend op basis van de koers van 22/11/2007.

3Property World Middle East. (2006). Sourouh Launches ‘the Gate’ at Shams Abu Dhabi. [22/11/2007, http://www.propertyworldme.com/content/html/1278.asp]

4The Emirates Network (TEN). (2007). Abu Dhabi: Al-Reem Island: Shams Abu Dhabi. [22/11/2007, http://realestate.theemiratesnetwork.com/developments/abu_dhabi/shams_abu_dhabi.php]

Dit is hoe ver we het hebben laten komen. Je eigen fantasiewereldje, het ultieme consumptiegoed, gemarket en te koop aangeboden als een product als elk ander. De consument wordt op zijn wenken bediend, ongebreideld, ongecontesteerd, gewoon even langs de kassa passeren en uw droom is werkelijkheid. Er zijn geen verdere consequenties, de naïviteit van het consumerisme bereikt haar summum.

 

Luxe, comfort en hier ook exclusiviteit als hoogste goed, de decadentie wordt niet in vraag gesteld, de gevolgen of implicaties nog veel minder. Wie er het geld veil voor heeft, kan zichzelf de vrijheid kopen ongeacht de ecologische of sociale weerslag. Het is vooral de ongecontesteerde voorstelling van de realiteit, hoe de extreme wantoestanden die steevast aan de productie – massaproductie of exclusiviteit al gelijk – voorafgaan toegedekt worden ten behoeve van het ultieme goed, de consumptie, dat me hier voor de borst stoot. In de populaire media (bijvoorbeeld in een recente interviewreeks in Humo met de Belgische werklieden die The World helpen aanleggen) is er soms wel oog voor de menselijke kant van de zaak – die arme baggeraars ver van huis toch – maar worden er geen fundamentele vragen gesteld bij het hoe en waarom van sociale uitbuiting en ecologische devestatie. De mechanismen die inherent zijn aan het consumerisme ziet men nooit of te nimmer aangekaart.

 

The World in Dubai is een extreem voorbeeld, maar wat is het fundamentele verschil tussen een eiland als product, een mooie wagen, dat nieuwe paar schoenen of een tros bananen? Telkens wordt consumptie als iets doodnormaals gezien hoewel men zich in stijgende mate bewust is van de ecologische en socio-economische implicaties van de eigen aankoop. Een diepgaander onderzoek naar deze selectieve blindheid en de aard van het consumerisme dringt zich op; de these die ik hier wil onderzoeken volgt het stramien zoals dat uitgewerkt werd door Erik Swyngedouw in zijn “Impossible Sustainability and the Post-Political Condition” (In: David Gibbs and Rob Krueger (Eds.) The Sustainable Development Paradox, September 2006, Guilford Press, New York). Kunnen we in die discussie de parameter van ecologie vervangen door consumerisme? Is het plaatsen van ongebreideld consumerisme zoals samenhangend met de huidige neoliberale wereldmarkt in Swyngedouws theorie over post-politiek een plausibele these? We ondernemen een precaire poging hiertoe en onderzoeken de houdbaarheid ervan.

 

Hoewel de discussie hieromtrent minder controversieel of zelfs onorigineel is, komt het aangedragen symptoom misschien zelfs dichter bij de kern van de zaak, de hele markt is gesteund op consumerisme. Een belangrijk verschil met het ecologiedebat is dat er vooralsnog geen globale consensus bestaat over de onwenselijkheid van consumeren zonder grenzen. Dat blindweg consumeren geen onhoudbare kaart is, is niet algemeen aanvaard. Evenmin is het geweten of aanvaard dat neoliberalisme alleen maar voor meer ongelijkheid in de wereld gezorgd heeft. Hoog tijd dat Al Gore nog eens een film maakt! Er is hier dus nog meer werk aan de winkel dan in het ecologiedebat, maar zelfs waar er kritische stemmen te horen zijn, moeten we stilstaan bij het discours waarvan die zich bedienen. Houden de tactieken en denkwijzen die nu door het verzet gehanteerd worden wel de mogelijkheid in voor fundamentele beterschap?

 

Er is maar één markt

 

Swyngedouw maakt komaf met de mythe dat de natuur maar één singuliere aard zou hebben, parallel hieraan kan men nagaan of het een mythe is om te stellen dat er in de wereld van vandaag maar één manier is van (over)leven en dat die zou verlopen langs de kassa van de internationale supermarktketen. Het ethische berust volledig op individuele keuzes die de consument zelf bij elke aankoop opnieuw moet maken. There is no alternative, er is maar één mogelijkheid voor een markt en die is – zo bewijst de geschiedenis – neoliberaal. De bedrijven kiezen wat er op de markt komt, gestuurd door de vraag van de consument. Een vraag die nota bene ook door de bedrijven zelf gestuurd kan worden via reclame; alles verkoopt, als de marketing maar goed zit. Het systeem van productie en consumptie bestaat en de individuele consument kan hier geen verandering in brengen. Er is werkelijk geen alternatief, zelfs de zich ontwikkelende landen in opmars moeten meestappen in het neoliberale framework willen ze een speler zijn op de markt.

 

Hoewel: de consumentenmarkt kent veel gezichten, winnaars en verliezers, uitgeslotenen, slachtoffers – denk maar aan sweatshops – en is allesbehalve een stabiele hegemonie, maar eerder onderhevig aan interne onrusten in de vorm van onvoorziene beursschommelingen. Deze blijkt ook erg wankel wanneer sociale onrusten de kop opsteken en bestaat vaak slechts bij de gratie van bijvoorbeeld een gunstige en stabiele olieprijs. Ook het dogma dat de markt gestuurd wordt door vraag en aanbod gaat niet geheel op als we bedenken dat de echte vraag van de consument niet altijd ingewilligd wordt. Wat bijvoorbeeld te denken van de lage kwaliteit van vele producten, ontworpen om snel vervangen te moeten worden? Het consumerisme verraadt zich hierin als een zichzelf in stand houdende vicieuze cirkel. Ook technische vooruitgang zou heil brengen en producten steeds beter op de noden van de consument kunnen afstemmen. Werkelijk? Een laptop met de specificaties van een vijftal jaar geleden zou ruimschoots voldoen aan de eisen die ik stel aan mijn werkpaard, en de productiekost hiervan zou een fractie kunnen bedragen van de huidige state of the art machines. Wederom faalt het paradigma van vraag en aanbod, want het product dat ik zoek is simpelweg niet te koop.

 

Dus de huidige markt, gepercipieerd als de historische overwinnaar en democratische keuze van de wereld, houdt geen belofte in voor het algemene nut en bevat geen engagement voor een betere of zelfs maar houdbare wereld. De hier blootgelegde paradox suggereert de mogelijkheid van een andere markt, andere sociale constellaties, een andere macro-economisch bestel.

 

 

Fundamentele vragen zijn a-priori onmogelijk te stellen

 

Maar om bij die alternatieve ideeën van welke vorm ook uit te komen, moet er ruimte zijn voor discussie. Hier komt onze substitutie van ecologie door consumerisme op iets lossere schroeven te staan. De vijand (bij Swyngedouw is dat CO2) is hier vanuit het standpunt van de mensen “de economie”. Gevraagd naar wie er verantwoordelijk is voor wantoestanden als milieuvervuiling, slechte arbeidsvoorwaarden en lage kwaliteit van producten komt men uit bij de verantwoordelijkheid van de bedrijven. Het antwoord op de vraag hoe mensen zichzelf en de rest van de wereld tegen het onverantwoord gedrag van de markt kunnen weren, blijft totnogtoe beperkt tot een soort van liberaal-cosmopolitisch ingegeven “inclusieve” politiek. Binnen het huidige discours is het meest radicale antwoord dat tegen de ongebreidelde en ongecontroleerde neo-liberale kapitalistische globalisatie alsnog mogelijk is volgens Beckt (2003) gestoeld op drie assumpties: ten eerste worden problemen steeds gezien als slechts bijwerkingen van de markt, verschijnselen waarvoor de oplossing ook binnen de huidige constellatie gevonden kan worden. Ten tweede zijn deze bijwerkingen algemeen en horen ze bij natuurlijke evolutie van de markt. Halen we bijvoorbeeld weer de illustratie van de sweatshops aan, dan kan men argumenteren dat vroeger ook in het Westen de industrie gesteund was op abominabele sociale omstandigheden en dat sociale ontwikkeling er pas kan komen na de industriële. Ten derde is de vijand steevast een vaag beest, hoogstens wordt er soms een concreet bedrijf geviseerd, maar nooit wordt het onderliggende probleem bij naam genoemd. De oplossing voor problemen ligt in een dialectische politiek gesteund op een consensus over de algemene spelregels. Een politieke discussie die perfect mogelijk is binnen het bestel van de huidige formalistische parlementaire democratie. Bijsturingen zijn dan ook inherent erg beperkt: sommige zaken kunnen verboden worden, andere ontraden of aangemoedigd door taksen en subsidies. Verzet berust vaak op individuele keuzes: men kan ervoor kiezen ecologisch of Fair Trade te kopen, om bedrijven onder druk zetten door acties, petities of oproepen tot boycot. Dit alles houdt steeds slechts de mogelijkheid tot een marginale bijsturing in en beperkt zich tot wat mooier inkleuren binnen de vaste lijntjes van de marktmechanismen.

 

 

De markt aan de macht als populistische post-politiek

 

Tactieken van verzet zoals individuele wijziging van consumptiepatronen (ethisch shoppen, Fair Trade,… ) of bijsturingen via een “groene” of “linkse” stem in het parlement zullen nooit toereikend zijn, want berusten op een populistische visie:

 

 

“… one that elevates the interest of an imaginary ‘the People’, … or ‘the environment’ to the level of the universal rather than aspiring to universalise the claims of particular socio-natures, environments, or social groups or classes.” (Swyngedouw 2006, pp24-25)

De zeven eigenschappen van populistische post-politiek zoals Swyngedouw die aanhaalt kunnen daarna allen min of meer toegepast worden op de huidige gematigde en gevestigde beweging van NGO’s die strijden voor “het goede doel”. Toegegeven, ook hier is de in het begin van dit betoog aangehaalde these niet bepaald waterdicht. De verzetsbeweging zoals die nu bestaat, verdient mijns inziens dus nog een kans hoewel er een duidelijke nood is aan diepere zelfreflectie en het stellen van fundamentelere vragen. Maar ach, ook een NGO moet zichzelf kunnen verkopen dezer dagen, en met een té radicale agenda lukt zoiets niet. De ironie dat het verzet haar kritiek op de markt moet intomen ten einde zichzelf niet uit de markt te prijzen is des te schrijnender.

 

 

Wanneer er geen fundamentele vragen meer gesteld worden, heeft de wezenlijke democratie zijn failliet bereikt. Het dogmatisch aanhangen van het neoliberale gedachtegoed – en merk op dat zelfs “Fair Trade” nog steeds binnen het bestel van “Free Trade” opereert – kan op deze manier dus als inherent on-democratisch beschouwd worden. Ondemocratisch in die zin dat het niet zoveel mogelijk welzijn voor zoveel mogelijk mensen nastreeft. Ondemocratisch hoewel in grote mate gebaseerd op vrijheid: vrije handel, vrij verkeer van goederen en tot op een bepaalde hoogte (in zijn eigen inconsequenties hierin verraadt het systeem ook zichzelf als onhoudbaar) van personen, grote persoonlijke vrijheid in de keuze wat te consumeren. Als we massaal blijven geloven in blind consumerisme, eindigen we in een veelheid van Dubai´s, ultieme decadentie voor enkelen, groeiende ongelijkheid en ecologische onhoudbaarheid.

 

De voorstelling van de markt als absoluut en het min of meer populistische postpolitieke karakter van het verzet – voor zover het al bestaat en als geloofwaardig aanvaard wordt – zorgt ervoor dat we geen fundamentele oplossingen zullen bereiken. Vooruitgang gebaseerd op de collectieve blindheid van de massa als ongeorganiseerde individuen en dus stemloos is echter onhoudbaar. De consumentenmassa draaft voort als een bende lemmings waarvan niemand de richting bepaald, maar waarbij er geen andere keuze is dan mee te lopen in de richting die aangegeven wordt door de groep… tot in de afgrond. Er moet dringend een stapje achteruit genomen worden om the big picture te overschouwen, of zoals Swyngedouw (2006, pp 29) Badiou parafraseerde:

 

“A new radical politics must revolve around the construction of great new fictions that create real possibilities for constructing different socio-environmental futures.”

 

 

 

Dieter Roefs

 

 

Badiou, A. 2005, Politics: A Non-Expressive Dialectics. Is The Politics of Truth still Thinkable?, A conference organized by Slavoj Zizek and Costas Douzinas, Birkbeck Instute for the Humanities, University of London, UK.

 

Beck, U. 1997, The Reinvention of Politics: Rethinking Modernity in the Global Social Order, Polity Press, Cambridge, UK.

Stengers, I. 2003, Cosmopolitiques, La Découverte, Paris, France.

 

Swyngedouw, E. 2006, “Impossible Sustainability and the Post-Political Condition”, In: David Gibbs and Rob Krueger (Eds.) The Sustainable Development Paradox, Guilford Press, New York, USA.