Kim Coornaert


Het neoliberale systeem, met zijn ‘vrije markt’, kan in deze bewoordingen gelijkgesteld worden met een verderzetting van het kolonialisme: toen werden in de kolonies bedrijven opgericht die ook de plaatselijke rijkdommen leegzogen, en verplaatsten naar de Westerse wereld. Dank zij dit fenomeen kan het Westen nog steeds een economische superioriteit beschermen. Een andere opmerking die ik hierbij zou willen maken is de volgende: de ‘vrije markt’ als wens van het neoliberalisme, betekent in de praktijk natuurlijk enkel vrije markt voor het Westen, aangezien er nog steeds invoerregels bestaan in de Westerse wereld, die vrije invoer van producten uit de Derde Wereld onmogelijk maakt. Het systeem is dus oneerlijk. De rijkdom in het Westen is op oneerlijke manier verkregen.

 

Mijn vraag is dan of kritiek erop wel enig resultaat kan bereiken. Daarvoor zal volgens mij ons eigen politieke systeem moeten vernaderen. Immers, alle negatieve gevolgen worden continu aangewakkerd door het Westen, via een zogenaamd democratisch systeem. Het bilaterale aspect van de ECA’s volgen immers geen richtlijnen, moeten niet aan bepaalde criteria voldoen. Het lijkt mij dat ook zij ingeschakeld worden in een pervers systeem van ontspoord kapitalisme en kapitaalaccumulatie in handen van een steeds kleinere groep mensen. Winst is het enige wat het grote geld in de wereld interesseert. Sociale programma’s en rechtvaardigheid worden onderschikt of zelfs onbelangrijk gemaakt, zoals bij grootschalige damprojecten. 

 

Waarom wordt daar niet tegen ingegaan? Zijn we in het Westen onverschillig voor dergelijke problemen? Is het te ver van ons bed? Of zijn vertegenwoordigers in de grote internationale instellingen niet representatief? Schort er met andere woorden iets aan ons ‘democratisch’ systeem?

 Het is inderdaad zo dat er steeds een discrepantie bestaat tussen wat onze leiders zeggen en wat ze doen. Er is dus een probleem van transparantie. We weten onvoldoende wat er achter de schermen gebeurt. Zo kan men bijvoorbeeld stellen het milieu een warm hart toe te dragen, en tegelijkertijd datzelfde milieu op een andere plaats volledig om zeep te helpen. We kunnen dit ook zien in het discours van mensenrechten. We zien inderdaad steeds dat economische motieven nog steeds de enige ware leidraad is bij het uitstippelen en uitvoeren van beleid. Een oorzaak daarvan is natuurlijk dat het kapitalisme de Koude Oorlog heeft gewonnen, en sindsdien dus niet meer, of te weinig, aan kritiek wordt onderworpen. Ik heb me al dikwijls de vraag gesteld of er geen direct verband is tussen economische groei en de achteruitgang van ons milieu, en waarom ik hierover geen antwoorden krijg via de populaire media. 

Naomi Klein – Iraq: The Neoliberal Project 

http://nl.youtube.com/watch?v=Qk-qBY-TiZg 

http://nl.youtube.com/watch?v=4VvFWa0Mp-s 

http://nl.youtube.com/watch?v=FbFE_MuvL34 

http://nl.youtube.com/watch?v=LbsSFMXUong 

http://nl.youtube.com/watch?v=HKjYWqt53AY 

http://nl.youtube.com/watch?v=V2Z1SBiiS-8

http://nl.youtube.com/watch?v=XvVxBUU2LqA  

Ik heb deze film gekozen, omdat Naomi Klein erin uitlegt hoe de regering van de Verenigde Staten onder Bush de oorlog gebruikt om een neoliberale droomwereld te creëren. Deze droomwereld wordt vormgegeven door een ultra vrije markt, een waar paradijs voor investeerders. In de praktijk betekent dit dat alle rijkdom in handen komt van buitenlanders, omdat door de jarenlange sancties in Irak, de plaatselijke bedrijfsleiders onmogelijk de concurrentie ermee kunnen aangaan. 

Klein legt uit dat Irak werd gezien als een land dat van 0 moest worden heropgebouwd. Enkel het ministerie van olie werd beschermd, de rest mocht worden vernietigd. Met de opbrengsten uit olieontginning moest en zou alles worden heropgebouwd van nul, volgens de fanastieën van de neo-conservatieven in het Witte Huis.

Door de ideologische drijfveer bij de ‘reconstructie’ van Irak dwaalt de oorlog af van zijn zogenaamde doel: democratie introduceren in Irak. De oorzaak hiervan is, dat de neo-conservatieven hebben ingezien dat wanneer Irakezen democratie zouden hebben, ze zouden stemmen voor ideeën die volledig in strijd zijn met die van hen. 

Dat democratie niet de primaire bezorgdheid was voor de neocons bewijst Klein op zeer overtuigende wijze. Het bewind van Bremmer wordt omschreven als een dictatuur. Het is adembenemend om de bewijzen voorgeschoteld te krijgen. De verkiezingen waren slechts uiterlijke schijn. De belangrijkste maatregelen werden vooraf getroffen om er zeker van te zijn dat de verkiezingen de creatie van een evil paradise niet in de weg zouden staan. Bremmer maakte het illegaal om zijn 100 wetten (die als begin van grondwet moeten dienen) te veranderen of af te wijzen, alle grote oliemaatschappijen tekenden contracten een dag voor de verkiezingen, …

In plaats van democratie te installeren werd de tijdelijke regering een instrument om democratie tegen te werken. Irakezen waren ‘niet klaar voor democratie’, wat wil zeggen dat ze, in de ogen van de Amerikaanse bezettingsmacht, de verkeerde keuze zouden maken, wanneer ze keuze zouden krijgen. De visie op Irak van de bezetter was eigenlijk de natte droom van de republikeinse rijke lieden. Die wilden in Irak hun fantasieën realiseren die ze zelfs in eigen land niet konden verwezenlijken. 

Ook de Wereldbank en het Internationale Muntfonds werden ingeschakeld: Irak, reeds het land met de meeste schulden ter wereld, moest, voor het verkrijgen van nieuwe leningen, de structurele aanpassingsprogramma’s volgen. Die kwamen neer op: ‘doe wat Bremmer aanbeveeld’. 

De anti-oorlogsbeweging moet meestrijden met de Iraki’s, zelfs al houdt dit risico in voor meer chaos. Democratie moet weer de juiste betekenis krijgen, na het misbruik van het woord door Bush en zijn companen, de strijd om democratie moet daarom nog niet worden opgegeven.

 

Jack Lyne, Disney does the Desert ? 17 november 2003, online op The Site Selection

 

Dubai is het prototype van een evil paradise: een droomwereld voor investeerders en elites met te veel geld. Dubai, dat één van de Verenigde Arabische Emiraten is, wordt geleid als was het een privé-firma in handen van de kroonprins, sjeik Mohammed bin Rashid al Maktoum, die vooral aan het belang van de privé-sector denkt, niet aan dat van de staat.

 

De natie is synoniem geworden met het promoten van projecten van gigantische omvang. Een van die projecten is de creatie van Dubailand: vijf miljard dollar wordt geïnvesteerd ter creatie van een toeristische bestemming met entertainment en ontspanning. Het voorziene gebied is bijna gelijk aan de totale oppervlakte van reeds gebruikt gebied in Dubai, een woestijnland.

 

Net als Las Vegas betekent dit dat het een enorme belasting is voor grondstof die al schaars is, namelijk water. Wat een moeite moet niet worden gedaan om dit woestijnlandschap en zijn bewoners in hun behoefte aan water te voorzien. Dit terwijl er zo veel mensen een tekort aan drinkbaar water hebben. Maar ja, Dubai is een bestemming van rijken, dus voor hen kan wel wat moeite en geld worden geïnvesteerd. Al is het maar dat zij ten volle van hun luilekker leventje, zonder zorgen, kunnen genieten.

 

Alles in Dubai moet het grootste ter wereld zijn. De bedoeling is immers een massa toeristen aan te trekken, die verlekkerd zijn op luxe, en dus heel veel geld kunnen uitgeven. Ontwikkeling is de grootst mogelijk oorlog die kan worden aangegaan. Armoede, achterlijkheid en onwetendheid moeten eraan geloven. Wat met gelijkheid, solidariteit, het milieu?

 

Dubai’s leiders zien hun land als een voorbeeld voor heel het Midden-Oosten. Alle landen zouden investeringen gemakkelijker moeten maken. De uit de pan rijzende olieprijzen zorgen voor een transfer van rijkdom van olieconsumerende landen naar olieproducerende landen. Gigantisch hoge olieprijzen zijn dan als het ware subsidies voor de megalomane projecten, in plaats van dat ze aanleiding zouden geven tot onderzoek naar hernieuwbare energie en het redden van de planeet. De kroonprins heeft dus alleen maar voordelen bij hoge olieprijzen. De Amerikaanse elites en hij zijn dus zeker twee handen op één buik.

 

Bovendien wil de kroonprins dat tegen 2010 het bruto nationaal product voor 100% afkomstig is uit activiteiten die niets met oliewinning te maken hebben, zoals toerisme. Dit betekent dat alle oliewinsten, verkregen door ontginning van olievelden die alle in handen zijn van het koningshuis, rechtstreeks in de zakken van de leiders verdwijnen. Is de ambitie van de kroonprins de rijkste man ter wereld worden? In Dubai moeten alleszins alle records eraan geloven.

 

Dubai is eigenlijk een enorme gated community: persoonlijke veiligheid via bankgeheim en alle veiligheidsfirma’s wordt er ten volle gewaarborgd. Het is de apotheose van neoliberale waarden: het is een oase van vrije markt, zonder inkomensbelasting, vakbonden of oppositiepartijen, er zijn zelfs geen verkiezingen.

 

De andere kant van het plaatje is natuurlijk dat Dubai een reusachtig witwasparadijs is geworden en toevluchtsoord van beruchte criminelen. Onder andere Al Qaida heeft gebruik gemaakt van Dubai voor het versluizen en witwassen van geld. Het gebruik van goedkope arbeidskrachten (meestal afkomstig uit arme delen van Azië) neigt naar slavenarbeid. Natuurlijk, alleen een kniesoor die daarop let, want enkel de elites hebben een stem in dit land. Rijk worden is het enige wat telt.

 

 Jack Lyne, ‘Disney does the Desert ?’, 17 november 2003, online op The Site Selection, laats bekeken op 22/12/2007 Mike Davies, Fear and Money in Dubai. New Left Review 41, September-oktober 2006. Bekeken op internet

Choon-Piew Pow : Securing the ‘Civilised’ Enclaves: Gated Communities and theMoral Geographies of Exclusion in (Post-)socialist Shanghai. 

De tekst die ik hier zal bespreken is er een over gated communities. Ik zie dit dan ook als voorbeelden van evil paradises: het idee van de open stad verliest meer en meer terrein tegenover de angst van rijke mensen die hun geluk, rijkdom en veiligheid willen bewaren tegenover de lagere klassen. Wie veel heeft, heeft natuurlijk ook veel te verliezen. Dit heeft dus ook te maken met de steeds groeiende kloof tussen arm en rijk. Gated communities leiden volgens mij tot steeds grotere polarisering tussen arm en rijk.

Choon-Piew Pow’s tekst is een interessante studie van gated communities in Shanghai, omdat hij focust op de morele bijklank van die gated communities. Hij stelt dat territoriale verdeling van Shanghai gebaseerd is op een moreel onderscheid tussen de ‘stedelijke’ en de ‘landelijke’, meerbepaald op de morele notie van ‘beschaafdheid’. Zo een morele hiërarchie zorgt ervoor dat klasse en sociale uitsluiting gedepolitiseerd wordt, en dat de verdediging van luxe en privileges anders geformuleerd wordt, namelijk binnen het kader van een beschaafde levensstijl en moraliteit.

De bewoners van gated communities zijn bang voor indringers van ‘inferieure kwaliteit’. Dit zijn de grote stromen goedkope arbeidskrachten die de stad binnendringen vanuit het platteland, op zoek naar werk. De middenklasse dankt zijn rijkdom onder andere aan de  werkwilligheid van deze ‘onbeschaafde boeren’, maar is er tegelijk bang van: ze bouwen hoge muren en beveiligde poorten met slagbomen om er zeker van te zijn dat enkel ‘beschaafde’ mensen hun elitaire paradijsjes kunnen betreden. Dit gaat gepaard met een rechtvaardigend discours van morele superioriteit en beschaafdheid, waardoor ze de uitsluiting van ‘lagere mensen’ kunnen verdedigen. In de eerste plaats doen ze dat omdat ze bang zijn: de onbeschaafde boer is verantwoordelijk voor de criminaliteit in de stad, en die moet dus buitengehouden worden. Hij is een bedreiging voor hun beschaafde levensstijl, die afgeleid wordt uit de luxe en privileges die de rijke klassen kunnen tentoonspreiden.

Gated communities worden dikwijls beschouwd als ‘stedelijke pathologie’(Davis 1990) als gevolg van de ‘versplinterde urbanisatie’ (Graham en Marvin 2001). Ook worden ze gezien als een symptoom van de toenemende privatisering van publieke ruimte, met op het eind de volledige vernietiging van onze samenleving zoals we die kennen. We gaan naar een volledig gescheiden leefwereld waar elites en rijken zich constant moeten beveiligen tegen de anderen die hun rijkdom en veiligheid bedreigen. Dat deze problematiek zo sterk tot uiting komt in een ‘communistisch’ land als China doet het ergste vermoeden. Waar zijn Marx’ idealen gebleven?

De gated communities zijn volledig in strijd met de basiselementen die modern stedelijk leven vormgeven, namelijk openheid en vrijheid van beweging. De hoge meterslange muren er rond doen me een beetje denken aan de Chinese muur: die werd ook gebouwd om de barbaren buiten te houden. Nu zijn er miljoenen mini-Chinese muren rond elke gated community over de hele wereld. Barbaren bedreigen ‘beschaafde’ rijke elites…

  Pow Choon-Piew (2007). Securing the ‘Civilised’ Enclaves: Gated Communities and theMoral Geographies of Exclusion in (Post-)socialist Shanghai, in Urban Studies, 44:8, 1539-1558 Davis Mike (1990). City of Quartz. Londen. Vintage Books. Graham S. & Marvin S. (2001) Splintering Urbanism: Network Infrastructures, Technological Mobilities and the Urban Condition. Londen. Routledge.