Referentieartikel: HENDRICKX K., De woontoren is terug, De Morgen, 10/12/07.
Als populair artikel koos ik een artikel uit De Morgen over de herrijzenis van de woontoren in de stedelijke architectuur. Dit artikel is kort en inhoudelijk niet echt diepgaand, maar het illustreert wel op treffelijke wijze dat de neoliberale urbane geografie zich ook in België genesteld heeft.
De revival van de hoogbouw is een internationaal fenomeen. Metropolen over de ganse wereld concurreren om de hoogste toren. De voorlopige winnaar is Dubai met zijn 1060 meter hoge Al Burj. Ook België is eindelijk klaar voor “een architectuur zonder complexen”, zoals Antoine Crahay van het architecten -en stedenbouwkundigencollectief Disturb dit formuleert. Hiermee verwijst hij naar de remonte van de hoogbouw in de Belgische stedelijke geografie. In Antwerpen wordt er lustig in de hoogte gebouwd. Aan het Kattendijkdok verrijzen binnenkort zes woontorens en ook aan de Northgate wordt er getimmerd. Niet alleen Antwerpen, maar ook Brussel zal in 2011 haar ‘skyline’ op de Europese kaart zetten door de bouw van de 137 meter hoge Premium Tower. Het Premium Tower-project wordt ontwikkeld door het vastgoedagentschap Atenor en zal ontworpen worden door de wereldvermaarde architect David Chipperfield.
Dit prestigieuze project is exemplarisch voor de Europese tendens van neoliberale urbanisering waar Erik Swyngedouw en andere politieke en sociale geografen zo sterk tegen fulmineren. Swyngedouw stelt dat het nieuwe urbane beleid met haar grootschalige stedelijke ontwikkelingsprojecten enkel de belangen dient van een bemiddelde midden–en topklasse. Het bouwen van prestigieuze projecten zoals musea, tentoonstellinghallen, dure woonprojecten, waterfronten en businesscenters is volgens hem het resultaat van wat ook in het artikel omschreven wordt als ‘city-marketing’. In de huidige politiek-economische wereldordening vormen steden immers de nieuwe geprivilegieerde ‘scale’ waarop zich processen van creatieve destructie voordoen. Steden moeten veel meer dan vroeger concurreren met andere metropolen, kapitaal aantrekken en een veilige thuishaven bieden aan een rijke elite. Door middel van elitaire bouwprojecten probeert de metropool zich te profileren in een competitieve stedelijke omgeving[1]. Architectenbureaus zoals dat van David Chipperfield, Frank Gehry, Norman Foster of Rem Koolhaas worden overal ter wereld gevraagd om nieuwe stedelijke ‘tempels’ te bouwen. Hun cultureel imperium strekt zich uit van Dubai tot Japan, en van de Verenigde Staten tot België. Bovengenoemde architecten zijn in onze actuele politieke constellatie een belangrijke machtsfactor geworden. Volgens Swyngedouw maken zij steeds vaker deel uit van een neoliberale ‘urban governance’ waarbij niet langer de politieke actoren, maar wel partnerships van private en publieke instellingen het urbane beleid uitstippelen. Het probleem is dat deze partnerships niet democratisch verkozen worden en dus ook weinig ‘accountability’ hebben. Ook de Brusselse en Antwerpse woontorenprojecten zijn het resultaat van samenwerkingsverbanden tussen de publieke sector, zijnde het stadsbestuur en de private sector, zijnde projectontwikkelaars en vastgoedkantoren zoals Atenor en architectenbureaus zoals dat van David Chipperfield. Het zijn deze privé-bedrijven die winst halen uit dit soort bouwprojecten, vooral uit de hoge huur –en grondprijzen. Het neerplanten van dure en exuberante woontorens in Brussel en Antwerpen zal ook gevolgen hebben voor de huurprijzen van huizen in de omliggende omgeving. In het discours rond de urbane ontwikkeling wordt dit proces meestal eufemistisch omschreven als ‘opwaardering’ van een buurt of stadsdeel. In de realiteit zorgt dit proces ervoor dat minder welvarende en gemarginaliseerde bewoners door de stijgende huurprijzen genoodzaakt worden om de buurt te verlaten. Deze toenemende gentrificatie is exemplarisch voor de nieuwe sociale hygiëne die heerst in wat Neil Smith de neoliberale ‘revanchist city’ heeft genoemd [2]. Ook in het artikel in De Morgen waarschuwt Marcel Smets, Vlaams bouwmeester, dat nieuwe woontorens sociale getto’s riskeren te creëren. Volgens hem zijn de woontorens “een soort gesofisticeerde hotels met vergezicht en beveiliging die de rest van de stad negeren”[3]. De ironie van het verhaal is dat de implementatie van dergelijke bouwprojecten vaak gelegitimeerd wordt vanuit sociale bekommernissen. De nieuwe woontorens zouden een ‘trickle down effect’ katalyseren, wat voor een opwaardering zorgt van de buurt. Het huidige stedelijke beleid is niet langer gericht op de burger maar op kapitaal. Ook Swyngedouw en Smith stellen dat er in het huidige urbane beleid een overgang heeft plaatsgevonden van een sociale naar een spatiale visie op ontwikkeling; “The new urban policy is targetting places rather than people”. Het gaat over plaatsen en wijken die gerevitaliseerd of geïntegreerd moeten worden, niet over de bewoners die een job of sociale bijstand nodig hebben. Het frappante is dat woontorens in de jaren ’60 vooral sociale huisvesting herbergden, terwijl ze vandaag een rijke elite huisvest. Hoogte staat dus steeds vaker symbool voor luxe, status en macht.
In stedenbouwkundig opzicht zijn deze woontorens een verademing. De torens nemen niet veel plaats in en verlichten op die manier de densiteit van de stad. De welgestelde elite die de doelgroep vormt van dit woonproject, wordt van de buitenwijk opnieuw naar de stadskern gelokt, wat ook de stadsmobiliteit zou verbeteren.
Maar de diepere realiteit overschaduwt deze voordelen. Hedendaagse stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals de Brusselse en Antwerpse woontorens, zijn de nieuwe speelterreinen waarop een gegoede topklasse een urbane toekomst uitstippelt die het best haar belangen dient [4].
[1] SWYNGEDOUW E., MOULAERT F., RODRIGUEZ A., Neoliberal urbanization in Europe: Large-scale Urban Development Projects and the New Urban Policy, in: BRENNER N., THEODORE N., Spaces of neoliberalism: Urban restructuring in North America and Western Europe, Ofxord, Blackwell, 2002, pp. 195-230.
[2] LOW S., SMITH N., The politics of public space, New York, Routlegde, 2006, pp. 185.
[3] HENDRICKX K., De woontoren is terug, De Morgen, 10/12/07.
[4] SWYNGEDOUW E., MOULAERT F., RODRIGUEZ A., Neoliberal urbanization in Europe: Large-scale Urban Development Projects and the New Urban Policy, in: BRENNER N., THEODORE N., Spaces of neoliberalism: Urban restructuring in North America and Western Europe, Ofxord, Blackwell, 2002, pp. 195-230.